ECLI:NL:RBZWB:2024:3517

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
23/3552
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanmaningskosten opgelegd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 16 mei 2024, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de aanmaningskosten die door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant zijn opgelegd, beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 31 oktober 2022 een aanslag precariobelasting van € 149,04 opgelegd, gevolgd door een aanmaning op 20 januari 2023 met bijkomende kosten van € 8,00. Het bezwaar van de belanghebbende tegen deze kosten werd op 17 februari 2023 ongegrond verklaard, waarna hij beroep instelde.

Tijdens de zitting op 9 februari 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende zijn bezwaren uiteenzette, waaronder de vraag naar de legitimiteit van de heffingsambtenaar en de wens voor een aanmaning met een natte handtekening. De heffingsambtenaar verdedigde zijn positie door te stellen dat de Belastingsamenwerking West-Brabant een wettelijk erkend orgaan is voor het heffen van belastingen.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de aanmaningskosten terecht heeft gehandhaafd. De rechtbank oordeelt dat de belanghebbende geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3552

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant van de gemeente Oosterhout,de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende over de aanmaningskosten die door de heffingsambtenaar aan hem zijn opgelegd.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 31 oktober 2022 aan belanghebbende een aanslag precariobelasting opgelegd van in totaal € 149,04. Met de aanmaning van 20 januari 2023 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende aanmaningskosten van € 8,00 opgelegd.
1.2.
Met het bestreden besluit van 17 februari 2023 (de uitspraak op bezwaar) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en de aanmaningskosten gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [naam]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de aanmaningskosten terecht heeft gehandhaafd.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2.
Belanghebbende voert allereerst aan dat hij het als onterecht ervaart dat hij precariobelasting dient te betalen en trekt de mandatering van de heffingsambtenaar in twijfel.
2.3.
Belanghebbende verzoekt de heffingsambtenaar om een aanmaning met een natte handtekening.
2.4.
De heffingsambtenaar verklaart ter zitting de Belastingsamenwerking West- Brabant een gelegitimeerd orgaan is om belastingen te mogen heffen.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat de Belastingsamenwerking West-Brabant in het leven is geroepen om de taken van de lokale belastingen op zich te nemen en dat er een mandaat is ondertekend om namens de gemeente en waterschap op te treden.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de heffingsambtenaar de aanmaningskosten terecht bij belanghebbende in rekening heeft gebracht. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, in aanwezigheid van I. Zouhaïr, griffier, op 16 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.