ECLI:NL:RBZWB:2024:3516

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
23/3550
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van aanslagen rioolheffing en zuiveringsheffing voor een chalet op een recreatiepark

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslagen rioolheffing en zuiveringsheffing die aan belanghebbende zijn opgelegd voor het jaar 2022. Belanghebbende, die in een chalet op een recreatiepark woont, heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende behandeld op 9 februari 2024, waarbij belanghebbende en een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank heeft beoordeeld of de aanslagen terecht zijn opgelegd. Belanghebbende stelde dat hij al aan het recreatiepark had betaald en dat zijn chalet niet belast kon worden met de heffingen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de chalet indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering en dat deze voldoet aan de definitie van woonruimte volgens de relevante verordeningen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de heffingsambtenaar de aanslagen terecht heeft opgelegd, ondanks de sympathie voor de situatie van belanghebbende.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslagen niet worden vernietigd of verminderd. Belanghebbende krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3550

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant van de gemeente Oosterhout,de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2022 aanslagen rioolheffing en zuiveringsheffing voor een eenpersoonshuishouden opgelegd.
1.1.
Het bezwaar van belanghebbende tegen die aanslagen heeft de heffingsambtenaar ongegrond verklaard en daarbij de opgelegde aanslagen gehandhaafd.
1.2.
Tegen die beslissing heeft belanghebbende beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze zaak of aan belanghebbende terecht aanslagen rioolheffing en zuiveringsheffing zijn opgelegd, in verband met de bewoning in het chalet op het recreatiepark.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de heffingsambtenaar de aanslagen terecht aan belanghebbende heeft opgelegd in verband met zijn bewoning van de chalet.
2.2.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende woont in het jaar 2022 in een chalet die is gelegen op een recreatiepark te [plaats] .
3.1.
De chalet staat op het [recreatiepark] te [plaats] . Op 22 december 2021 ontving belanghebbende een factuur met de specificatie riool- en zuiveringsheffing 2022.
3.2.
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende voor het belastingjaar 2022 in verband met zijn bewoning van de chalet aangeslagen als eenpersoonshuishouden op het adres [adres 1] voor de volgende gemeentelijke belastingen:
- Aanslag rioolheffing gebruiker woning van € 168,33; en
- Aanslag zuiveringsheffing woonruimten van € 52,38.

Motivering

4. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht de onder 3.2. genoemde aanslagen aan belanghebbende heeft opgelegd.
4.1.
De hoogte en de waarde zijn niet in geschil.
4.2.
Belanghebbende stelt dat hij al aan het recreatiepark heeft betaald en derhalve niet nog een keer dient te betalen aan de heffingsambtenaar. Belanghebbende verklaart ter zitting niet op het rioolsysteem van de gemeente te lozen, maar op het rioolsysteem van het recreatiepark. Belanghebbende stelt dat zijn chalet roerend is en derhalve niet belast kan worden met de rioolheffing en zuiveringsheffing.
4.3.
De heffingsambtenaar heeft de gronden van belanghebbende gemotiveerd betwist. Hij blijft bij zijn standpunt dat de aanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.
Rioolheffing
4.4.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2022 van de gemeente Moerdijk (hierna: de Verordening rioolheffing) wordt rioolheffing geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. Als gebruiker wordt aangemerkt degene die naar de omstandigheden beoordeeld een perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt of persoonlijk recht, gebruikt. Een perceel wordt in artikel 1 van de Verordening rioolheffing omschreven als een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan. Artikel 4 van de Verordening rioolheffing bepaalt verder dat van een zelfstandig gedeelte sprake is als dat gedeelte blijkens indeling bestemd is om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Alsdan wordt belasting geheven ter zake van dat zelfstandige gedeelte.
4.5.
De chalet is verder niet direct (via een eigen aansluiting) maar wel indirect (via het rioolsysteem van het recreatiepark) aangesloten op de gemeentelijke riolering. Het belastbare feit als omschreven in artikel 3, eerste lid, van de Verordening heeft zich daarom voorgedaan. Dat belanghebbende op het rioolsysteem van het recreatiepark loost, leidt niet tot een ander oordeel. De heffingsambtenaar heeft daarom terecht een aanslag rioolheffing aan belanghebbende als gebruiker van de chalet opgelegd.
Zuiveringsheffing
4.6.
Op grond van de door de waterschap Brabantse Delta vastgestelde Verordening zuiveringsheffing voor het jaar 2022 (hierna: de Verordening zuiveringsheffing) wordt ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, onder meer zuiveringsheffing geheven ter zake van het direct of indirect afvoeren van afvalwater vanuit een woonruimte. Voor de zuiveringsheffing wordt in dat geval betrokken degene die het gebruik heeft van die ruimte. Blijkens de definities van de Verordening wordt onder woonruimte verstaan “een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn afzonderlijk in gebruik te worden gegeven.”
4.7.
De rechtbank overweegt dat belanghebbende een chalet bewoont die naar de criteria van de Verordening zuiveringsheffing voldoet aan de definitie van “woonruimte”. De chalet beschikt namelijk over alle faciliteiten die woongelegenheid mogelijk maken. Dat maakt ook dat de vergelijking van belanghebbende met inwoning niet opgaat. Daarnaast wordt ook aan het criterium voldaan dat het afvalwater direct dan wel indirect wordt afgevoerd vanuit die woonruimte. Belanghebbende heeft namelijk verklaard dat de afvoer van het afvalwater van de chalet indirect via [adres 2] naar plaatsvindt.
Tot slot
4.8.
Hoewel de rechtbank sympathie heeft voor de situatie van belanghebbende, ziet de rechtbank geen ruimte om voor deze situatie af te wijken van de bepalingen uit de Gemeentewet en de daarop gebaseerde verordeningen. Dat belanghebbende eveneens de heffingen aan het recreatiepark heeft betaald, is tussen het recreatiepark en belanghebbende.
4.9.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de heffingsambtenaar terecht de aanslagen rioolheffing en zuiveringsheffing aan belanghebbende voor een eenpersoonshuishouden heeft opgelegd. Belanghebbende heeft de hoogte van de betreffende aanslagen niet bestreden. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de aanslagen terecht en niet tot te hoge bedragen aan belanghebbende zijn opgelegd.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslagen rioolheffing en zuiveringsheffing niet worden vernietigd of verminderd. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, rechter, in aanwezigheid van I. Zouhaïr, griffier, op 16 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.