ECLI:NL:RBZWB:2024:3510

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
10886014 CV EXPL 24-234 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurwoning wegens huurachterstand

In deze zaak vordert eiseres, Stichting Amarant, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning van gedaagde wegens een huurachterstand. Eerder is in een procedure de ontbinding en ontruiming afgewezen op basis van artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand is toegenomen en dat gedaagde niet heeft voldaan aan haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen zodanig is dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd zijn. Gedaagde is niet verschenen ter zitting en heeft geen verweer gevoerd. De kantonrechter heeft de vordering van Amarant toegewezen, waarbij gedaagde wordt veroordeeld tot ontruiming binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens is gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag aan indexering over de huurtermijnen en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10886014 CV EXPL 24-234
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van
STICHTING AMARANT,
statutair gevestigd te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: Amarant,
gemachtigde: [gemachtigde] B.V. te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] , gemeente Altena,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Deze procedure gaat over de vraag of de woonbegeleidings- en huurovereenkomst tussen Amarant en [gedaagde] moeten worden ontbonden en de huurwoning moet worden ontruimd vanwege een huurachterstand.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
a. het tussenvonnis van 28 februari 2024 met de daarin genoemde processtukken;
b. de mondelinge behandeling van 22 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde stukken, gaat de kantonrechter uit van de volgende feiten:
a. Amarant heeft op basis van een woonbegeleidingsovereenkomst in combinatie met een huurovereenkomst het gehuurde met ingang van 23 december 2019 aan [gedaagde] (en haar toenmalige partner) verhuurd.
Amarant verleent begeleiding en hulp aan [gedaagde] .
De maandelijkse huurprijs bedraagt laatstelijk € 579,84 (inclusief een voorschot van de servicekosten), en dient op of omstreeks de tiende dag van de maand te worden voldaan.
Amarant had [gedaagde] in 2023 gedagvaard in verband met een bestaande huurachterstand. Daarbij vorderde Amarant ontbinding van de huur- en woonbegeleidingsovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Op 29 augustus 2023 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. In het vonnis van 27 september 2023 is de ontbinding van de huurovereenkomst en woonbegeleidingsovereenkomst en ontruiming van het gehuurde afgewezen, omdat Amarant niet had voldaan aan de meldplicht van artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening. [gedaagde] is wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand (inclusief buitengerechtelijke incassokosten en verschenen rente), de maandelijkse huur ter hoogte van € 567,98 vanaf mei 2023 en de proceskosten (inclusief nakosten).
Na de zitting van 29 augustus 2023 bleek dat een andere afdeling van Amarant al een verzoek tot schuldhulpverlening had ingediend en een melding had gemaakt van de problematische schuldpositie van [gedaagde] bij de gemeente Altena. Het schuldhulpverleningstraject kan niet in gang worden gezet, omdat gegevens van huidige partner – die bij haar in het gehuurde woont – ontbreken.
De huurachterstand blijft toenemen. Amarant heeft [gedaagde] op 3 januari 2024 opnieuw gedagvaard.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Amarant vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de tussen partijen bestaande woonbegeleidingsovereenkomst en huurovereenkomst ontbonden te verklaren, althans te ontbinden;
b. [gedaagde] te veroordelen om de woonruimte aan [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde) met alle zich daarin bevindende goederen te ontruimen en ontruimd en verlaten te houden en onder overgave van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking van Amarant te stellen;
c. [gedaagde] te veroordelen om naast de in het dictum ad artikel 5 lid 2 bij vonnis van 27 september 2023 toegewezen termijnen, tevens de per 23 juni 2023 verschuldigde indexatie ad € 11,86 per maand te betalen;
d. Amarant te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Amarant heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen voortvloeiende uit de huur- en woonbegeleidingsovereenkomst. De tekortkoming bestaat uit het onbetaald laten van de volledige huur. Bij vonnis van 27 september 2023 is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 6.235,08 (huurachterstand tot en met april 2023) en de maandelijks verschuldigde huurtermijnen ter hoogte van € 567,98 vanaf mei 2023. Nadien is de huurachterstand toegenomen. De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huur- en woonbegeleidingsovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde.
Bovendien heeft Amarant voldaan aan de meldplicht van artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening. Voorts vordert Amarant een bedrag van € 11,86 per maand aan indexatie over de maandelijkse huurtermijnen van € 567,98 vanaf 23 juni 2023. Ten slotte vordert Amarant om [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de rolzitting van 14 februari 2024 heeft [gedaagde] de huurachterstand, zoals opgenomen in de dagvaarding, erkend. [gedaagde] heeft de omstandigheden geschetst waaronder de huurachterstand is ontstaan. Zo heeft de voormalige partner van [gedaagde] de automatische incasso van Amarant gestorneerd. Voorts kon [gedaagde] de huur niet betalen. Sinds februari 2024 heeft [gedaagde] een betaalde baan voor 36 uur per week bij [schoonmaakbedrijf] . [gedaagde] woont momenteel met haar huidige partner in het gehuurde. Hij betaalt echter nog niet mee aan de huur. Naast de huurachterstand heeft [gedaagde] ook nog andere schulden. [gedaagde] heeft in het verleden twee keer onder bewind gestaan. Tot slot voert [gedaagde] aan dat zij de huurachterstand door middel van een betalingsregeling wil aflossen.
[gedaagde] is niet verschenen ter zitting van 22 april 2024
3.4.
De kantonrechter heeft na de rolzitting een mondelinge behandeling bepaald op 22 april 2024. [gedaagde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Door niet op de zitting te verschijnen, heeft [gedaagde] zichzelf de mogelijkheid ontnomen om haar stellingen nader toe te lichten, om op de (nadere) stellingen van Amarant in te gaan en om vragen daarover van de kantonrechter te beantwoorden. Dit, terwijl er in het tussenvonnis van 28 februari 2024 uitdrukkelijk op is gewezen dat aan een eventuele niet-verschijning gevolgen kunnen worden verbonden die de kantonrechter passend acht.
Ontbinding van de huur- en begeleidingsovereenkomst en ontruiming van het gehuurde
3.5.
Met betrekking tot de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de verzochte ontruiming van het gehuurde overweegt de kantonrechter als volgt. Uit artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden. Hierop wordt een uitzondering gemaakt als de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding van de overeenkomst met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de beoordeling van de vraag of een vordering tot een ontbinding van de huurovereenkomst moet worden afgewezen, kunnen, naast de bijzondere aard en/of geringe betekenis van de tekortkoming, alle overige omstandigheden van het geval van belang zijn. Het is aan degene die zich beroept op de afwijzing van de ontbinding van de huurovereenkomst om feiten en omstandigheden te stellen (en zo nodig te bewijzen) die dat beroep ondersteunen (zie het arrest van 28 september 2018 van de Hoge Raad, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:HR:2018:1810).
3.6.
De kantonrechter stelt vast dat de openstaande huurschuld ten tijde van de vorige procedure bijna elf maanden bedroeg. De huurachterstand is verder opgelopen, omdat [gedaagde] geen (verdere) huurtermijn heeft betaald. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een zodanige tekortkoming in de nakoming van de huur- en woonbegeleidingsovereenkomst, dat hierdoor de ontbinding van de huur- en woonbegeleidingsovereenkomst en ontruiming van het gehuurde worden gerechtvaardigd.
Een huurovereenkomst houdt voor beide partijen namelijk voortdurende verplichtingen in. Dit brengt mee dat als een partij is tekortgeschoten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst, deze weliswaar voor de toekomst nog kan worden nagekomen, maar dat de tekortkoming in het verleden daarmee niet ongedaan kan worden gemaakt. Wat deze tekortkoming betreft, is nakoming dan ook niet meer mogelijk. Door de huur niet tijdig en volledig te betalen, heeft [gedaagde] een tekortkoming in de nakoming laten ontstaan die niet ongedaan gemaakt kan worden. Bovendien wordt niet verwacht dat [gedaagde] op korte termijn wel (tijdig) aan haar verplichting uit de huur- en woonbegeleidingsovereenkomst zal voldoen. [gedaagde] heeft sinds juni 2022 niets meer aan Amarant betaald. Voorts is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] concrete mogelijkheden heeft om te starten met het doen van aflossingen op de huurachterstand. Ook heeft [gedaagde] – hoewel Amarant een melding heeft gedaan bij schuldhulpverlening – niet de stap gezet om de door schuldhulpverlening gevraagde (ontbrekende) gegevens van haar huidige partner te verstrekken. Hierdoor kan geen schuldhulpverleningstraject in gang worden gezet. Daarentegen heeft Amarant ter zitting aangegeven dat enkel een (nieuwe) begeleidingsovereenkomst – zonder huur – zal worden gesloten. De (verder) door [gedaagde] aangevoerde persoonlijke omstandigheden en gevolgen brengen hier geen verandering in. Hoe vervelend de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] ook voor haar zijn, deze kunnen niet tot afwijzing van de vordering van Amarant leiden.
3.7.
Het voorgaande betekent dat de huur- en woonbegeleidingsovereenkomst zullen worden ontbonden. De ontruiming van het gehuurde zal ook worden toegewezen. Wel zal aan [gedaagde] een redelijke en gebruikelijke termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis worden gegeven om het gehuurde te ontruimen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.8.
Hoewel [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering van Amarant om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en deze vordering alleen al daarom toegewezen kan worden, zal de kantonrechter de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad nadrukkelijk motiveren.
3.9.
Het belang van Amarant om het vonnis onmiddellijk te kunnen executeren ondanks een eventueel hoger beroep weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [gedaagde] om dat niet te doen. Zoals hierboven al is overwogen, is sprake van een ernstige tekortkoming van [gedaagde] . Het verlies van haar woning en haar woonrecht is door haarzelf veroorzaakt vanwege deze tekortkoming. Hoewel Amarant haar ook verschillende mogelijkheden heeft geboden om op de huurachterstand in te lopen, heeft [gedaagde] deze mogelijkheden niet aangegrepen. Bovendien kan het vonnis van 27 september 2023 als waarschuwing worden gezien. Daartegenover staat het belang van Amarant om het nog verder oplopen van de huurachterstand te voorkomen en haar woonruimte zo snel mogelijk weer te verhuren aan een wel betalende huurder.
Indexering van de maandelijkse (toegewezen) huurtermijn
3.10.
De kantonrechter zal een bedrag van € 11,86 per maand aan indexering over de maandelijkse huurtermijn ter hoogte van € 567,98 toewijzen vanaf 23 juni 2023 tot en met de dag van ontbinding van de huur- en woonbegeleidingsovereenkomst.
Daarbij overweegt de kantonrechter dat in het vonnis van 27 september 2023 al de maandelijkse huurtermijnen, zonder indexatie, vanaf mei 2023 zijn toegewezen. Voorts is de indexatie enkel toewijsbaar over de bedragen die op grond van de huur- en woonbegeleidingsovereenkomst (voor ontbinding van die overeenkomst) verschuldigd zijn.
Proceskosten
3.11.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Amarant worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,48
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
770,48

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst en woonbegeleidingsovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woonruimte, staande en gelegen te ( [postcode] ) [plaats] aan het [adres] ,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde met alle zich daarin bevindende goederen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd en verlaten te houden en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Amarant te stellen,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Amarant te betalen een bedrag van € 11,86 per maand aan indexering over de maandelijks huur van € 567,98 vanaf 23 juni 2023 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst en woonbegeleidingsovereenkomst,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 770,48, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.