Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een vijftienjarige jongen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 januari 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte, een masseur, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen tijdens een massage op 13 november 2020. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, die direct na de massage aan zijn ouders vertelde wat er was gebeurd, betrouwbaar was en voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontucht, maar sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde feit, omdat hij niet werkzaam was in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg op het moment van de massage. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van acht maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een beroepsverbod als bijzondere voorwaarde. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van €2.000,00 aan immateriële schade aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.