Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het aan hem ten laste gelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002. De zaak betrof openlijk geweld in vereniging, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het plegen van geweld tegen meerdere aangevers. Tijdens de zitting op dezelfde dag hebben zowel de officier van justitie, mr. J. Verschuren, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen, en de verdediging steunde deze conclusie door te pleiten voor vrijspraak.
De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het dossier niet voldoende bewijs bevatte om de verdachte schuldig te verklaren. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen, die schadevergoeding vroegen, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank heeft de benadeelde partijen ook veroordeeld in de kosten van de verdachte, die tot dat moment op nihil waren begroot. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.