ECLI:NL:RBZWB:2024:3468

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
02-201077-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een veroordeelde in een jeugdinrichting

Op 28 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team Jeugd, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de PIJ-maatregel voor een veroordeelde, geboren op [geboortedag] 2003, die momenteel verblijft in een justitiële jeugdinrichting. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de PIJ-maatregel met achttien maanden toegewezen. De PIJ-maatregel was aanvankelijk opgelegd ter zake van moord, en is op 2 juni 2022 ingegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds een hoog recidiverisico bestaat en dat de ontwikkeling van de veroordeelde nog niet voldoende is om de maatregel op te heffen. Tijdens de zitting zijn de officier van justitie, de veroordeelde en een deskundige gehoord. De deskundige gaf aan dat er vooruitgang is, maar dat er nog veel werk aan de winkel is, vooral op het gebied van emotionele en identiteitsontwikkeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en voor de verdere ontwikkeling van de veroordeelde. De rechtbank heeft de termijn van de PIJ-maatregel verlengd tot 13 november 2025, met een onvoorwaardelijke einddatum van 13 november 2026, mits er geen nieuwe incidenten plaatsvinden die de termijn zouden kunnen beïnvloeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Locatie Breda
Parketnummer: 02-201077-19
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 28 mei 2024
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedag] 2003,
thans verblijvende in de [justitiële jeugdinrichting] te [plaats] .

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 9 april 2024, die strekt tot verlenging van de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) met achttien maanden;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van veroordeelde;
- het rapport van de [justitiële jeugdinrichting] d.d. 4 april 2024, waarin het
advies van de inrichting is vermeld.

2.De procesgang

Bij beslissing van het gerechtshof Den Bosch van 18 mei 2022 is veroordeelde als schuldig aan moord veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 24 maanden (met aftrek voorarrest) en een PIJ-maatregel.
De PIJ-maatregel is op 2 juni 2022 aangevangen.
Tijdens het onderzoek in raadkamer van de rechtbank van 14 mei 2024 zijn gehoord:
  • de officier van justitie;
  • veroordeelde, bijgestaan door mr. M. Houweling, advocaat te Breda;
  • de getuige-deskundige mw. [naam] , gedragswetenschapper bij [justitiële jeugdinrichting] .

3.Het advies van de justitiële jeugdinrichting

Naar het oordeel van [justitiële jeugdinrichting] blijft het recidiverisico bij het wegvallen van de PIJ-maatregel onverminderd hoog. Hoewel de veroordeelde beter in staat is om zich te verwoorden, blijft het moeilijk om zicht te krijgen op de belevingswereld van de veroordeelde. Er zijn tussen de veroordeelde en de leden van het behandelteam nog oppervlakkige gesprekken, maar de volgende stap is om meer diepgang in de gesprekken te krijgen zodat het behandelteam meer zicht krijgt op de binnenwereld van de veroordeelde. Uit de interventie Leren van Delict komende navolgende risicofactoren naar voren: krenking, afwijzing, angst voor verlating, behoefte aan controle en gebrekkige impuls- en emotieregulatie. De problematiek van veroordeelde speelt niet alleen binnen intieme relaties, maar ook op breder gebied van sociale contacten. Opvallend in de sociale relatievorming is dat veroordeelde selectief is in zijn contacten, wat zich vooral in de laatste twee jaar in [justitiële jeugdinrichting] zichtbaar gemaakt heeft als probleemgebied. Hij voelt zich begrepen door de door hem gekozen speciale personen en sluit anderen op een heftige manier uit. Veroordeelde heeft verschillende therapieën gevolgd, die deels zijn afgerond. Naast voornoemde interventie, volgt veroordeelde ook muziektherapie en schematherapie. Ook volgt hij psychomotore therapie (hierna: PMT). Hoewel veroordeelde op met name sociale vlakken gegroeid is, is de emotionele- en identiteitsontwikkeling slechts beperkt. Hij is aan de oppervlakte sociaalvaardig, vriendelijk en innemend, maar is onvoldoende in staat om spanningen adequaat te kanaliseren. Onder zijn narcistische pantser schuilt een borderline dynamiek in de zin van identiteitszwakte, angst voor verlating, een gestoorde emotieregulatie en primitieve afweermechanismen. Ondanks voornoemde zorgen is er sprake van een voorzichtige positieve ontwikkeling en is besloten om begeleid verlof op te starten. Er hebben inmiddels enkele verloven plaatsgevonden en deze zijn positief verlopen. Het advies is om de PIJ-maatregel voor de duur van achttien maanden te verlengen om meer zicht te krijgen op de intrapsychische dynamiek bij de veroordeelde, te trachten de disfunctionele modi meer te gaan bewerken, het meer bespreekbaar maken van de innerlijke belevingswereld en te bezien hoe de veroordeelde gaat reageren op (mogelijke) oefenmomenten in de intieme relatiesfeer en verantwoorde stappen te nemen in het resocialisatietraject van veroordeelde.
Ter zitting heeft de getuige-deskundige daaraan nog het volgende toegevoegd. Met zekerheid is te stellen dat er bij veroordeelde problemen spelen die tot uiting komen binnen de intieme partnerrelatie. Dat is iets wat binnen [justitiële jeugdinrichting] niet kan worden geobserveerd. Wel is het zo dat bij bijvoorbeeld een opleiding en het aangaan van vriendschappen meer zicht komt op de binnenwereld van verdachte en het is belangrijk om te kunnen zien wat er op die momenten met hem gebeurt. Dat zal bij de verlofmomenten moeten plaatsvinden en dan worden besproken met veroordeelde. Binnen PMT is gebleken dat veroordeelde emoties kan herkennen en benoemen, maar niet is gebleken dat hij deze emoties ook echt voelt. Er wordt binnen de therapie gesproken over een bedreiging. Daarmee wordt het delict bedoelt. Dit is mogelijk een soort black box geworden voor veroordeelde waarbij niet duidelijk is wat er naar boven komt als die “open gaat”. Op dit moment ligt PMT stil maar op het moment dat deze weer meerwaarde kan bieden, wordt deze hervat.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is, gezien het advies van [justitiële jeugdinrichting] en de gegeven toelichting ter zitting bij de vordering de PIJ-maatregel met achttien maanden te verlengen gebleven.

5.Het standpunt van de verdediging

Veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat indien de deskundigen een verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van achttien maanden noodzakelijk achten, hij daarmee instemt. Veroordeelde volgt therapie en zijn resocialisatietraject is in gang gezet. Veroordeelde geeft aan dat onverwachte agressiedoorbraken niet meer zullen voorkomen, maar begrijpt dat zijn woord daarin niet voldoende is. De therapieën verlopen goed en hij hoopt dat hij tijdens zijn verlof ook de mogelijkheid krijgt om een HBO-opleiding te volgen. PMT ligt momenteel stil omdat dit, volgens veroordeelde, niet de juiste invalshoek zou zijn. Het is niet zo dat deze therapie te bedreigend zou zijn voor veroordeelde. Het stoort veroordeelde enigszins dat hij in ieder perspectiefplan leest dat het steeds beter gaat, maar dat dit toch niet voldoende is. Dit omdat het niet lukt om zicht te krijgen op zijn belevingswereld, dit terwijl hij zich wel degelijk openstelt.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Veroordeelde maakt een positieve ontwikkeling door. Zijn verloven verlopen goed en op de afdeling opent hij zich en laat ook zien wat er in hem omgaat. Veroordeelde heeft zich ingeschreven voor een opleiding die komende september van start gaat.

6.Het oordeel van de rechtbank

Voor een verlenging van de PIJ-maatregel is vereist dat:
- de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar
veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen
de verlenging van de maatregel eist;
- de verlenging van de maatregel in het belang is voor een zo gunstig mogelijke
verdere ontwikkeling van betrokkene.
De rechtbank stelt vast dat de PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Ook aan de overige wettelijke vereisten is voldaan. De rechtbank is dan ook met de officier van justitie van mening dat de PIJ-maatregel verlengd moet worden met achttien maanden, conform het advies van de instelling. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Niet weersproken is dat er sprake is van een voorzichtige positieve ontwikkeling, maar er zijn nog meer stappen te zetten waarvoor tijd nodig is. Veroordeelde wordt momenteel nog behandeld en sinds januari van dit jaar vinden er (begeleide) verloven plaats. Gebleken is dat er nog onverminderd sprake is van een hoog recidiverisico indien de kaders en behandeling van de PIJ-maatregel wegvallen. Met name de persoonlijkheid van veroordeelde maakt dat er gevaar voor herhaling is nu er nog onvoldoende zicht is verkregen op zijn belevings- en binnenwereld. Het moet nog blijken of de veroordeelde voldoende in staat is om eigen emoties te herkennen/te voelen, en hulp te vragen indien hij geen raad weet met deze emoties. Het uiten van emoties blijft immers zorgelijk en daar wordt binnen de instelling aan gewerkt. De beperkte emotionele en identiteitsontwikkeling en de kennelijk eveneens nog steeds beperkte mogelijkheden met veroordeelde in te gaan op zijn beleving bij het indexdelict, baren de rechtbank flinke zorgen. Het aangaan van intieme partnerrelaties is eveneens een groot zorgpunt en wat de instelling betreft speelt dit ook op breder gebied van sociale contacten. Veroordeelde zal, in het kader van de verloven, stapsgewijs meer contact gaan maken met personen buiten de instelling. Het is van belang dat deze contacten geobserveerd worden en dat hierop behandeling volgt op het moment dat de instelling dit noodzakelijk acht. Daarnaast zal de komende periode benodigd zijn om het resocialisatietraject van veroordeelde verder vorm te geven.
Gelet op wat hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen (of goederen), en het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van veroordeelde eisen dat de termijn van de PIJ-maatregel wordt verlengd met achttien maanden.
Op grond van artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering moet de rechtbank in de beslissing tot verlenging van de maatregel aangeven wanneer de maatregel (na verlenging) onvoorwaardelijk eindigt. De maatregel begon op 2 juni 2022 en eindigt zonder verlenging voorwaardelijk op 22 mei 2024. De rechtbank verlengt de maatregel nu met 18 maanden. Als de maatregel daarna niet opnieuw wordt verlengd en zich geen situaties voordoen waardoor de termijn van de maatregel tijdelijk wordt stopgezet (bijvoorbeeld weglopen), eindigt de maatregel voorwaardelijk op 13 november 2025 en onvoorwaardelijk op 13 november 2026.
De rechtbank merkt op dat zij bij de berekening van deze data heeft aangesloten bij artikel 88 van het Wetboek van Strafrecht, waaruit volgt dat onder een maand wordt verstaan 30 dagen en dat zij zich bij die berekening heeft gebaseerd op de stukken die zich nu in het dossier bevinden.
De rechtbank neemt bij haar beslissing de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking.

7.De beslissing.

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van veroordeelde met achttien maanden.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, en mr. R. Combee en
mr. M.A.H. Kempen, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van de griffier R. Rozendaal en is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.
Mr. Kempen is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.