ECLI:NL:RBZWB:2024:3464

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
BRE 23/3778 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen, beoordeeld. Eiseres, die als productiemedewerkster werkte, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering na een periode van ziekte, die begon op 25 maart 2019. Het UWV had op 12 januari 2022 besloten om de uitkering per 12 juli 2021 te weigeren, omdat eiseres volgens hun beoordeling slechts 25,47% arbeidsongeschikt was, wat onder de vereiste 35% ligt voor het recht op een WIA-uitkering. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde haar bezwaar ongegrond op 9 juni 2023.

Tijdens de zitting op 23 april 2024 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres en het UWV gehoord. Eiseres voerde aan dat haar medische situatie ernstiger was dan het UWV had vastgesteld, en dat haar beperkingen niet correct waren beoordeeld. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat de aangenomen beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 10 december 2021 adequaat waren en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat eiseres meer beperkt was dan vastgesteld.

De rechtbank oordeelde dat de functies die het UWV had geselecteerd voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, passend waren en dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 25,47% correct was vastgesteld. Aangezien eiseres niet voldeed aan de vereiste 35% arbeidsongeschiktheid, werd haar beroep ongegrond verklaard. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd niet vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3778 WIA

uitspraak van 28 mei 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder,
gemachtigde: drs. [gemachtigde] .

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan haar toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 12 januari 2022 (primair besluit) geweigerd per 12 juli 2021 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
1.2
Met het bestreden besluit van 9 juni 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 12 juli 2021 voor 25,47% en daarmee voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft geweigerd een WIA-uitkering aan eiseres toe te kennen per 12 juli 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
5. Eiseres werkte als productiemedewerkster. Op 25 maart 2019 is zij uitgevallen vanwege zwangerschapsklachten en een blaasontsteking. Zij heeft ook problemen aan het rechterbeen vanwege het Klippel-Trenaunay-Weber syndroom.
Van 1 augustus 2019 tot 21 november 2019 ontving eiseres een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO). Uiteindelijk is zij op [datum] 2019 bevallen. Aansluitend aan de WAZO heeft eiseres zich ziekgemeld. Met ingang van 21 november 2019 is door het UWV een uitkering op grond van de Ziektewet aan haar toegekend. Vervolgens heeft eiseres op 10 november 2021 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft hierop een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht om eiseres’ recht op een WIA-uitkering te beoordelen.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
Medische rapportages van het UWV
6. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
6.1
De verzekeringsarts b&b stelt dat er, getoetst aan het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit), geen aanleiding bestaat om te stellen dat er op medische gronden geen benutbare mogelijkheden zijn. De in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangenomen beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren zijn volgens de verzekeringsarts b&b passend bij de aard en mate van de aandoeningen van eiseres. Er wordt rekening gehouden met het feit dat zij verminderd stressbestendig is. Er was sprake van wisselende stemmingsklachten, in oktober 2021 is zij doorverwezen en gebleken is dat de klachten bij een depressie passen. De aangenomen fysieke beperkingen zijn passend, aangezien rekening gehouden wordt met het feit dat eiseres is aangewezen op fysiek lichte arbeid. De klachten aan het rechterbeen vanwege het Klippel-Trenaunay-Weber syndroom waren bekend. Ook het plasprobleem was bekend, waarbij eiseres bij aandrang direct naar het toilet moet en er soms sprake is van incontinentie. Uit de ontvangen informatie van de uroloog blijkt dat later een overactieve blaas is vastgesteld. De blaas is in dat geval extra prikkelbaar, spant zich al aan als hij nog niet helemaal vol is, en de hersenen krijgen een seintje om naar het toilet te gaan. In de FML is er rekening mee gehouden dat eiseres vrije toegang moet hebben om naar het toilet te gaan als het nodig is. Daarnaast wordt met de aangenomen beperkingen in frequent buigen, duwen/trekken, tillen en dragen en gebogen/getordeerd actief zijn ook de drukverhoging op de buikstreek beperkt. Met de aangenomen beperking op zitten, staan en lopen wordt rekening gehouden met de klachten aan het staartbeen. Voor aanvullende beperkingen is geen aanleiding volgens de verzekeringsarts b&b. Voor een forsere urenbeperking is, getoetst aan de standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’ (de Standaard), evenmin aanleiding. Met de stoornis in de energiehuishouding door slecht slapen vanwege plasproblematiek en psychische problematiek is rekening gehouden. Er is geen sprake van een aandoening waarmee preventief een urenbeperking moet worden aangenomen. Wanneer rekening gehouden wordt met de beperkingen en voorwaarden in arbeid, wordt voorzien in een voldoende lage energetische belasting. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 10 december 2021.
Medische beroepsgronden
6.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar medische situatie tot grotere beperkingen leidt dan in de FML is aangenomen. De depressieve klachten, overactieve blaas waardoor slaapgebrek en daaruit voorvloeiende vermoeidheidsklachten, de klachten voortkomend uit het Klippel-Trenaunay-Weber syndroom en de breuk aan het staartbeen maken dat zwaardere beperkingen worden ervaren. Door de toegenomen klachten aan haar rechterbovenbeen en -knie acht zij zich niet in staat gedurende 4 uur per werkdag te lopen. Ook stelt zij dat de beperking op zitten (item 5.1) ten onrechte niet is doorgetrokken naar zitten tijdens werk (item 5.2) en dat de zitbeperking tijdens werk door het gebroken staartbeen op een nog hoger niveau ligt. Door de klachten aan haar benen en staartbeen ligt eiseres het grootste gedeelte van de dag. Daarnaast heeft eiseres een rapport van de door haar ingeschakelde [verzekeringsarts] (hierna: [verzekeringsarts] ) van 2 oktober 2023 overgelegd. Hij geeft aan dat door de mictieproblemen (plasproblemen), waarbij de frequentie van de mictie het probleem vormt, een verdergaande urenbeperking geïndiceerd is. Gezien het dagelijks functioneren waarbij eiseres door een verstoorde nachtrust nog enkele malen per dag probeert te slapen, is een medische urenbeperking van 2 uur per dag en 10 uur per week nog niet voldoende volgens [verzekeringsarts] .
Aanvullend medisch rapport van het UWV (1)
6.3
Het UWV heeft wat eiseres heeft aangevoerd voorgelegd aan de verzekeringsarts b&b. In een rapport van 22 december 2023 stelt zij dat het blaas- en plasprobleem van eiseres bekend is. Eiseres gaat door de overactieve blaas vaker naar het toilet, ook ’s nachts. [verzekeringsarts] heeft niet getoetst aan de Standaard voor de stelling dat een verdere urenbeperking geïndiceerd is. Ook impliceert hij dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is, maar zij is belastbaar, getoetst aan het Schattingsbesluit. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding voor een forsere urenbeperking en wijst op het rapport van de verzekeringsarts waaruit blijkt dat eiseres een vrij gevuld dagverhaal heeft met diverse activiteiten. Zij sliep 1 tot 2 uur overdag en deed daarnaast de zelfverzorging, huishoudelijke taken en droeg zorg voor haar jongste kind. Er wordt niet ontkend dat sprake is van vermoeidheid door slaaponderbreking vanwege de toiletgang in de nacht, maar daarvoor is een urenbeperking aangenomen. Daarnaast is voor een urenbeperking pas aanleiding indien met het stellen van beperkingen op andere onderdelen in de FML niet op voldoende wijze aan de erkende problemen van eiseres tegemoet gekomen kan worden. Dat is hier niet aan de orde. Als rekening gehouden wordt met de beperkingen in de FML van 10 december 2021, dan wordt voorzien in een laag energetische belasting. Er is geen medische informatie aangeleverd waaruit blijkt dat per datum in geding sprake was van ernstigere beperkingen. Voor het aannemen van een beperking op zitten tijdens werk is volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding gezien de aandoeningen van eiseres. Zij heeft dit ook niet onderbouwd. Uit het rapport van de verzekeringsarts blijkt bovendien dat de breuk in het staartbeen het gevolg is van een val in oktober 2021, dus na de datum in geding. In het CBBS is zitten tijdens werk de som van de afzonderlijke perioden op een werkdag waarin aaneengesloten gezeten wordt. Hierbij duren de afzonderlijke perioden doorgaans niet langer dan aangegeven bij zitten (item 5.1). Eiseres is beperkt op zitten: ze kan ongeveer een uur aaneengesloten zitten. Na elk uur is er een substantiële onderbreking van het zitten.
Reactie van eiseres
6.4
Eiseres heeft het aanvullende rapport van de verzekeringsarts b&b voorgelegd aan [verzekeringsarts] . Hij stelt dat de verzekeringsarts b&b over het hoofd heeft gezien dat het gelet op de aanwezigheid van het jongste kind en door de blaasproblematiek voor eiseres niet mogelijk is om meer dan 1 tot 2 uur te slapen overdag. Dit verstoort het slaappatroon aangezien de diepe slaap niet bereikt kan worden, wat op termijn tot uitputting leidt. De activiteiten die eiseres onderneemt zijn ook van een aard die niet te vergelijken valt met loonvormende arbeid omdat op eigen tempo de hoogst noodzakelijke dingen gedaan worden. [verzekeringsarts] blijft van mening dat een verdergaande urenbeperking aangenomen dient te worden dan 6 uur per dag en 30 uur per week. Verder overlegt eiseres nogmaals de brief van Licht in Zicht aan haar huisarts, waaruit blijkt dat deze dateert van 29 september 2022. Ook overlegt zij een brief van 10 februari 2023 van Licht in Zicht over de verslechtering van haar situatie. Tot slot overlegt zij een dossierprint van CZ van 27 maart 2023 met haar afspraken met specialisten in 2022.
Aanvullend medisch rapport van het UWV (2)
6.5
Het UWV heeft wat eiseres heeft aangevoerd en aangeleverd wederom voorgelegd aan de verzekeringsarts b&b. In een rapport van 12 april 2024 stelt zij dat de stukken geen aanleiding geven het standpunt te wijzigen. Er is geen aanleiding om een forsere urenbeperking aan te nemen zoals door [verzekeringsarts] wordt gesteld. Hoewel het slapen moeizaam gaat, blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts niet dat sprake is van uitputting. Dit blijkt ook niet uit het vrij gevulde dagverhaal van eiseres, waarbij ze gedurende de dag de huishoudelijke taken doet en ook voor haar jongste kind zorgt. Dit is in lijn met de informatie verkregen tijdens de hoorzitting in bezwaar, waarbij eiseres heeft aangegeven dat haar klachten op de datum in geding minder erg waren. Dat eiseres in eigen tempo haar huishoudelijke taken verricht of dat haar jongste kind aanwezig is, is (getoetst aan de Standaard) geen indicatie voor een medische urenbeperking. Tot slot heeft eiseres geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat op de datum in geding sprake is van een ernstigere medische situatie of ernstigere beperkingen dan waar eerder vanuit werd gegaan.
Beoordeling door de rechtbank
6.6
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder het Klippel-Trenaunay-Weber syndroom, de blaasproblematiek en de psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is van belang dat de medische informatie die zij heeft overgelegd niet ziet op de datum in geding (12 juli 2021) maar op de situatie in 2022 en 2023. Ook de gestelde breuk in het staartbeen dateert van na de datum in geding, zodat dit geen aanleiding vormt voor het aannemen van een beperking op het item zitten tijdens werk. Eiseres heeft zelf ook meerdere malen verklaard dat haar situatie sinds 2021 achteruit is gegaan. Dat haar belastbaarheid per 12 juli 2021 onjuist is vastgesteld, is niet gebleken.
De verzekeringsarts b&b heeft naar het oordeel van de rechtbank afdoende gemotiveerd waarom [verzekeringsarts] niet wordt gevolgd in zijn stelling dat een verdergaande urenbeperking van maximaal 2 uur per dag en 10 uur per week aan de orde zou moeten zijn. Uit het rapport van [verzekeringsarts] blijkt dat hij zijn conclusie voornamelijk baseert op eiseres’ subjectieve dagverhaal en niet op medische gegevens. [verzekeringsarts] heeft ook niet medisch onderbouwd waarom hij eiseres slechts tot die urenomvang in staat acht, ondanks de beperkingen die al aangenomen zijn in de FML. Ter zitting heeft eiseres nog wel gesteld dat er een te rooskleurig beeld is geschetst van haar dagverhaal en dat zij slechts bezig is met overleven, omdat zij heel erg moe is. Om die reden zou er op energetische gronden een aanvullende urenbeperking moeten worden aangenomen. De rechtbank volgt haar daarin niet, nu uit het rapport van de verzekeringsarts en de verklaringen van eiseres tijdens de hoorzitting in bezwaar blijkt dat zij op de datum in geding dagelijks diverse activiteiten verrichtte. Niet gebleken is van een dermate ernstige vermoeidheid, vanwege een gebrek aan slaap door de overactieve blaas, die maakt dat een aanvullende urenbeperking geïndiceerd is.
De rechtbank begrijpt dat eiseres aanzienlijke klachten en beperkingen ervaart en dat deze niet overeenkomen met de beperkingen die de verzekeringsarts b&b heeft aangenomen. In een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zoals hier aan de orde zijn de door eiseres ervaren klachten en beperkingen echter niet van doorslaggevend belang. Enkel beperkingen die geobjectiveerd kunnen worden, worden meegenomen bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Niet gebleken is dat in de FML van 10 december 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
Arbeidskundige beoordeling door het UWV
7.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), productiemedewerker metaal- en elektro-industrie (SBC-code 111171) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010).
Arbeidskundige beroepsgronden
7.2
Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat in alle functies haar belastbaarheid van 10 uur per week wordt overschreden. Daarnaast is in de functie met SBC-code 111171 sprake van een overschrijding op item 5.2, zitten tijdens werk. Er is in die functie sprake van dagelijks ongeveer 5 uur zitten, dat lijkt (naast de urenbeperking) vanwege de zitbeperking niet haalbaar. Verder stelt eiseres dat in het rapport van de arbeidsdeskundige b&b wordt geconcludeerd dat eiseres ongeschikt is voor de functie met SBC-code 111010 in verband met een urenoverschrijding op het item staan (maximaal vier uur per werkdag). Deze functie wordt nu echter opnieuw geduid, dat lijkt inconsequent. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat dit een motiveringsgebrek oplevert.
Beoordeling door de rechtbank
7.3
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Eiseres’ standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 6.6 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist. Verder heeft de arbeidsdeskundige b&b de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies binnen SBC-code 111010 verworpen, omdat de functionaris in die functies 5 of 6 uur per werkdag moet staan. Dit gaat de verminderde functionele mogelijkheden van eiseres te boven. De arbeidsdeskundige b&b heeft binnen diezelfde SBC-code echter twee andere functies geselecteerd met een beperktere belasting op staan. Deze zijn wel passend gelet op de vastgestelde belastbaarheid van eiseres. Gelet hierop ziet de rechtbank niet in waarom sprake zou zijn van een motiveringsgebrek. De hiervoor genoemde functies mochten naar het oordeel van de rechtbank dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
8. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 25,47%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 12 juli 2021.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het UWV terecht heeft geweigerd aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
10. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 28 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.