ECLI:NL:RBZWB:2024:3464
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 35%
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen, beoordeeld. Eiseres, die als productiemedewerkster werkte, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering na een periode van ziekte, die begon op 25 maart 2019. Het UWV had op 12 januari 2022 besloten om de uitkering per 12 juli 2021 te weigeren, omdat eiseres volgens hun beoordeling slechts 25,47% arbeidsongeschikt was, wat onder de vereiste 35% ligt voor het recht op een WIA-uitkering. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde haar bezwaar ongegrond op 9 juni 2023.
Tijdens de zitting op 23 april 2024 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres en het UWV gehoord. Eiseres voerde aan dat haar medische situatie ernstiger was dan het UWV had vastgesteld, en dat haar beperkingen niet correct waren beoordeeld. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat de aangenomen beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 10 december 2021 adequaat waren en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat eiseres meer beperkt was dan vastgesteld.
De rechtbank oordeelde dat de functies die het UWV had geselecteerd voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, passend waren en dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 25,47% correct was vastgesteld. Aangezien eiseres niet voldeed aan de vereiste 35% arbeidsongeschiktheid, werd haar beroep ongegrond verklaard. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd niet vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.