ECLI:NL:RBZWB:2024:3462

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
C/02/421573 HA RK 24-68
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. Peters
  • M. van der Lende-Mulder Smit
  • M. van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedure met beschuldigingen van partijdigheid

Op 27 mei 2024 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van mr. Peeters, advocaat te Rijsbergen, namens zijn cliënt, hierna verzoeker genoemd. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van de behandeling van een bestuursrechtelijke zaak met nummer NL24.13367, waarbij verzoeker meende dat de rechter, mr. van de Merbel, zich partijdig had opgesteld. Verzoeker stelde dat de rechter tijdens de zitting van 18 april 2024 vragen had gesteld die de gemachtigde van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, in zijn voordeel zouden hebben beïnvloed. De rechter zou door zijn vraagstelling de indruk hebben gewekt dat hij de geldschuld van verzoeker niet geloofwaardig achtte, wat volgens verzoeker de schijn van partijdigheid opriep.

De rechter, mr. van de Merbel, heeft in een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat hij niet in het verzoek berustte en dat zijn vragen bedoeld waren om een goede beoordeling van het geschil te maken. De wrakingskamer heeft de processtukken en het proces-verbaal van de zitting bestudeerd en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor (de schijn van) partijdigheid. De vragen die de rechter stelde, waren gericht op het verkrijgen van relevante informatie voor de beoordeling van de zaak en niet op het beïnvloeden van de verweerder.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat alleen uitzonderlijke omstandigheden kunnen leiden tot de conclusie dat er sprake is van vooringenomenheid. Aangezien er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid is aangetoond, heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard. De behandeling van de onderliggende zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Middelburg
Zaaknummer: C/02/421573 HA RK 24-68
beslissing van 27 mei 2024 op het wrakingsverzoek zoals bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht van:
mr. Peeters,advocaat te Rijsbergen,
als advocaat van en namens:
[verzoeker]
verder te noemen verzoeker.

1.Procesverloop

Het verloop van deze procedure blijkt onder meer uit:
- de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier met nummer NL24.13367;
- het proces-verbaal van de zitting van 18 april 2024 waar tijdens de behandeling door de gemachtigde van verzoeker een wrakingsverzoek is gedaan;
- het e-mailbericht van 19 april 2024 van mr. van de Merbel (hierna: de rechter) waarin zij kenbaar heeft gemaakt niet in de wraking te berusten;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek van 30 april 2024;
- de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op 12 mei 2024, waarbij zijn verschenen de rechter en de gemachtigde van verzoeker.

2.Het verzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter, belast met de behandeling van de zaak met nummer NL24.13367.
2.2
De rechter berust niet in het verzoek tot wraking.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

3.1
Aan het wrakingsverzoek is, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat sprake is van de schijn van partijdigheid. Volgens verzoeker heeft de rechter ter zitting vragen gesteld waarop de gemachtigde van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) alleen ‘ja’ hoefde te beantwoorden. De rechter heeft daardoor verweerder beïnvloed in zijn betoog. Door aan verweerder de vraag te stellen of de geldschuld van verzoeker ook ongeloofwaardig zou zijn geacht als hij daarover consistent zou hebben verklaard, heeft de rechter getracht het besluit van verweerder nader te onderbouwen.

4.De reactie van de rechter

4.1
De rechter heeft, kort samengevat, als volgt op het wrakingsverzoek gereageerd. De rechter weerspreekt vooringenomen te zijn (geweest) ten aanzien van verzoeker. Er is geen sprake geweest van beïnvloeding van verweerder door de vraagstelling ter zitting. De vragen zijn erop gericht geweest een goede beoordeling van het geschil te kunnen maken, in het licht van de namens verzoeker naar voren gebrachte beroepsgronden. Ter zitting heeft de rechter verweerder kritisch bevraagd over de redenen waarom hij de geldlening niet geloofwaardig vindt. De rechter heeft verweerder gevraagd wat de situatie zou zijn als verzoeker wel consistent zou hebben verklaard om een reactie te krijgen op de beroepsgrond van verzoeker dat verweerder met twee maten meet, ook gezien het standpunt van verweerder in een andere zaak waarbij mr. Peeters eveneens als gemachtigde optrad en die direct voorafgaand aan de zaak van verzoeker is behandeld.

5.De beoordeling

Beoordelingskader
5.1
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan elk van de rechters die een zaak behandelt op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Alleen een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoeker aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert, of dat de door verzoeker geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
Beoordeling van de wrakingsgronden
5.3
De wrakingskamer ziet in het proces-verbaal van de zitting van 18 april 2024 in de vraagstelling van de rechter geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat sprake is van (de schijn van) partijdigheid. Het behoort tot de taak van de rechter om op basis van de processtukken (kritische) vragen te stellen teneinde de feiten boven tafel te krijgen die nodig zijn om in het voorgelegde geschil een beslissing te kunnen nemen en om (onduidelijkheden in) de juridische standpunten helder te krijgen. In de wijze van vraagstelling komt de rechter een grote mate van vrijheid toe. Uit de ter zitting gestelde vraag aan verweerder ten aanzien van de geloofwaardigheid van de geldlening kan de wrakingskamer geen (schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid afleiden. Met die vraag heeft de rechter (geprobeerd) te achterhalen wat van doorslaggevend belang was voor de geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder. Hieruit kan niet worden afgeleid dat de rechter het besluit van verweerder nader wilde onderbouwen en bevooroordeeld was in het voordeel van verweerder, althans dat die schijn was gewekt. Ook is niet gebleken dat de rechter met haar vraagstelling heeft geprobeerd verweerder te beïnvloeden in zijn betoog.
5.4
Gelet op het voorgaande is niet gebleken van enige schijn van vooringenomenheid dan wel van een objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking dan ook ongegrond verklaren.

6.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer NL24.13367 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens indiening van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. Peters, rechter en voorzitter, mr. Van der Lende-Mulder Smit en mr. Van Noort, rechters, in aanwezigheid van mr. Van Loon, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.