Op 15 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelde dat, in afwijking van het verzoek van de officier van justitie, aanvullende zorgvormen noodzakelijk zijn om ernstig nadeel af te wenden. Dit besluit volgde op een verzoek van de officier van justitie, die een zorgmachtiging voor zes maanden had aangevraagd voor betrokkene, geboren in 1955, die lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene ernstig verwaarloosd is en dat er een forse achteruitgang is in zijn dagelijkse levensverrichtingen. Ondanks dat betrokkene zijn medicatie vrijwillig inneemt, is er geen passende zorg op vrijwillige basis beschikbaar. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd met medische verklaringen en het zorgplan, en heeft besloten dat betrokkene moet worden opgenomen in een accommodatie voor verdere behandeling en stabilisatie van zijn geestelijke gezondheid.
De rechtbank heeft de volgende vormen van verplichte zorg toegewezen: toedienen van medicatie, medische controles, beperken van de bewegingsvrijheid, en opname in een accommodatie. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 15 november 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door mr. De Kroon en schriftelijk uitgewerkt op 24 mei 2024.