ECLI:NL:RBZWB:2024:3458

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
C/02/421793 FARK 24/1988
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. de Kroon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot voortzetting van verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 15 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor de duur van zes maanden, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Dit verzoek was gericht op de cliënt, geboren in 1937, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedateerde medische verklaring, opgesteld op 29 februari 2024, voldoende geactualiseerd was, mede op basis van een e-mail van de onafhankelijke arts en de bevestiging van de specialist ouderengeneeskunde tijdens de mondelinge behandeling.

De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat de cliënt ernstig nadeel zou ondervinden zonder de gevraagde machtiging, gezien haar afhankelijkheid van 24-uurs zorg en de onhoudbare thuissituatie. De cliënt vertoonde wegloopgedrag, had te maken met vervuiling van haar woonomgeving en er waren meerdere valincidenten. De rechtbank concludeerde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden waren om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden, en dat de opname en het verblijf noodzakelijk waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de rechterlijke machtiging verleend voor de gevraagde duur van zes maanden, tot en met 15 november 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. de Kroon en in het openbaar uitgesproken, met de griffier mr. Hoetjes aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/421793 / FA RK 24/1988
Rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf
Beschikking van 15 mei 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[cliënt] ,
geboren op [geboortedag] 1937 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonadres] te [plaats] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. C.J.M. Veth te Rijen.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 26 april 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 10 juni 2022;
- de aanvraag van 16 april 2024;
- de medische verklaring van 29 februari 2024, opgesteld en ondertekend door specialist ouderengeneeskunde [naam 1] .
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 mei 2024, in [accommodatie] aan [woonadres] te [plaats] .
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- de dochter, de zoon en schoonzoon van cliënt;
- mevrouw [naam 2] , verpleegkundige;
- mevrouw [naam 3] , specialist ouderengeneeskunde.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Cliënt geeft aan dat zij de mondelinge behandeling spannend vindt en dat zij de situatie helemaal niets vindt.
3.2
De familie van cliënt geeft aan dat zij sinds een aantal dagen is overgeplaatst naar een andere afdeling, maar dat zij hier niet thuis hoort. Cliënt vertoont wegloopgedrag en haar emoties lopen verder omhoog op. Bovendien is cliënt in een korte periode al vier maal verhuisd, waardoor zij steeds te maken heeft met andere hulpverleners.
3.3
De verpleegkundige verklaart dat het beter gaat met cliënt sinds zij is overgeplaatst naar een andere afdeling. Op de vorige afdeling is de situatie zodanig geëscaleerd dat zij is overgeplaatst. De specialist ouderengeneeskunde vult daarop aan dat er sinds de overplaatsing geen escalaties hebben plaatsgevonden en dat de situatie rustiger lijkt te zijn.
3.4
De advocaat geeft aan dat er sprake is van juridisch dilemma. Enerzijds is de eerder afgegeven rechterlijke machtiging een passende beslissing geweest. Cliënt kan ook niet goed mogelijk terugkeren naar huis. De omstandigheden in de onderhavige zaak lijken helder. Echter, de medische verklaring is gedateerd. Uit het arrest van de Hoge Raad van 11 juni 2021 volgt dat de medische verklaring enkel kan worden geactualiseerd door de onafhankelijke psychiater die de medische verklaring heeft afgegeven. Ook tijdens de mondelinge behandeling kan dit worden geactualiseerd, maar dit dient zodanig concreet te zijn dat de rechter kan afleiden dat de psychiater zich heen oordeel heeft gevormd over de actuele gezondheidstoestand van de cliënt. De advocaat voert aan dat in deze zaak weliswaar opnieuw een beoordeling heeft plaatsgevonden, maar dat er sprake is van bijzondere omstandigheden gelet op de overplaatsing van cliënt naar een andere afdeling. De advocaat concludeert dat er geen, althans geen voldoende of op correcte wijze geactualiseerde medische verklaring is waardoor er geen rechterlijke machtiging kan worden verleend.

4.Beoordeling

4.1.
Uit artikel 27 lid 2 Wzd, in samenhang met artikel 26 lid 5 sub d Wzd volgt dat rechter slechts een rechterlijke machtiging kan verlenen indien uit een medische verklaring van een ter zake kundige arts inzicht wordt verschaft over de actuele situatie van betrokkene. Bij het voorliggende verzoek constateert de rechtbank dat de overgelegde medische verklaring is opgesteld en ondertekend op 29 februari 2024, doch naar het oordeel van de rechtbank voldoende is geactualiseerd. Daartoe overweegt zij als volgt.
4.2
Op 5 oktober 2023 is er een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf verleend voor de duur van zes maanden. Nu het verzoek is ingediend na de expiratiedatum van de vorige machtiging is er geen sprake van een opvolgende machtiging. Uit de overgelegde stukken is gebleken dat er door een administratieve fout de aanvraag voor een opvolgende rechterlijke machtiging te laat is ingediend bij het CIZ. Hierdoor is er in de onderhavige zaak sprake van een gedateerde medische verklaring. Echter, in het arrest van de Hoge Raad van 11 juni 2021 (ECLI:NL:HR:2021:885) is overwogen dat, ten aanzien van een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz, een gedateerde medische verklaring voorafgaand aan of ter zitting door de onafhankelijk arts kan worden geactualiseerd. In de casus die aan de Hoge Raad voorlag was de medische verklaring ongeveer 10 weken oud. In artikel 5:8 Wvggz wordt, evenals in de Wzd gesproken over een medische verklaring waaruit de actuele gezondheidstoestand van betrokkene blijkt. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat tussen beide wetten een verschil bestaat hoe actueel de medische verklaring moet zijn, en de rechtbank gaat er dan ook vanuit dat hetgeen door de Hoge Raad ten aanzien van de medische verklaring op grond van de Wvggz is overwogen, eveneens van toepassing is op de medische verklaring in het kader van de Wzd. In onderhavige situatie is de medische verklaring eveneens ongeveer 10 weken oud, maar de onafhankelijke arts heeft per e-mailbericht d.d. 22 april 2024 aangegeven dat een rechterlijke beoordeling van het verzoek tot rechterlijke machtiging wenselijk is gelet op de regelmatige agitatie, het weigeren van zorg, de achterdocht en het verbaal verzet. Hiermee heeft de ter zake kundige arts te kennen gegeven dat de medische verklaring thans nog actueel is. Bovendien is op de mondelinge behandeling door de specialist ouderengeneeskunde bevestigd op datgene wat in de medische verklaring stond opgenomen. Al met al is de rechtbank van oordeel dat er voldoende inzicht is verschaft in de actuele situatie van cliënt en staat de gedateerde medische verklaring niet zodanig in de weg dat er geen rechterlijke machtiging kan worden verleend.
4.3
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de medische verklaring.
4.4
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank neem hierbij onder andere in aanmerking dat het in de thuissituatie niet langer houdbaar was. Cliënt at bedorven etenswaren en er was sprake van vervuiling van de woonomgeving. Daarnaast was er onvoldoende persoonlijke hygiëne en hebben er meerdere valincidenten plaatsgevonden.
4.5
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank overweegt dat het genoegzaam is gebleken dat cliënt volledig afhankelijk is 24-uurs zorg.
4.6
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank overweegt hierbij dat cliënt niet terug kan keren naar huis. De inzet van thuiszorg is destijds niet voldoende gebleken om de gezondheid en veiligheid voor cliënt te waarborgen.
4.7
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt heeft herhaaldelijk aangegeven dat zij naar huis wil. Ook heeft de familie aangegeven dat cliënt wegloopgedrag vertoont. Daarnaast is er regelmatig sprake van agitatie richting de zorg en weigert zij de zorg.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[cliënt] ,, geboren op [geboortedag] 1937 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 15 november 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. De Kroon, rechter en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024 in tegenwoordigheid van mr. Hoetjes als griffier, en op 24 mei 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.