ECLI:NL:RBZWB:2024:3443

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
02-333830-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van grote hoeveelheden verdovende middelen en vuurwerk met vrijspraak voor ketamine

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2024 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 15 december 2023 in zijn schuur een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen en consumentenvuurwerk had. De rechtbank vond in de schuur 15.287 pillen MDMA, 498,7 gram MDMA kristallen, 9.815 gram amfetamine, 1.969,7 gram ketamine en 92,8 gram 3-MMC. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van deze middelen, die onder de Opiumwet vallen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 28 maanden op voor de bewezen feiten, met een bijkomende hechtenis van 2 maanden voor het niet opzettelijk voorhanden hebben van ketamine. De verdediging voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was, omdat er geen geldige machtiging was voor het binnentreden en doorzoeken van de schuur. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verbalisanten bevoegd waren om de schuur te betreden op basis van meldingen van vuurwerkoverlast. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen, omdat hij de enige bewoner van de woning was en de middelen tussen zijn spullen waren aangetroffen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit met betrekking tot ketamine, omdat niet bewezen kon worden dat hij dit opzettelijk had gedaan. De rechtbank oordeelde dat de strafoplegging passend was, gezien de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-333830-23
vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging, waarnemend raadsman mr. T. Roggenkamp, hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 december 2023 in de schuur bij zijn woning MDMA, amfetamine, ketamine en 3-MMC aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de bevindingen van de verbalisanten met betrekking tot de stoffen die in de schuur bij de woning van verdachte zijn aangetroffen en het rapport van het NFI betreffende het onderzoek van die stoffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Daartoe is aangevoerd dat de opsporingsambtenaren bij het aantreffen van de verdovende middelen in de schuur bij de woning van verdachte onrechtmatig hebben gehandeld.
Allereerst is de verdediging van mening dat het binnentreden op zichzelf onrechtmatig was omdat de machtiging tot binnentreden niet in het dossier is opgenomen. Daarom kan niet worden gecontroleerd of de machtiging voldoet aan de eisen die de wet stelt en is er sprake van onrechtmatig binnentreden waardoor het huisrecht is geschonden.
Ten tweede heeft de verdediging gesteld dat het binnentreden onrechtmatig was bij afwezigheid van dringende noodzakelijkheid.
Het gevolg van dit onrechtmatig binnentreden is volgens de verdediging dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verdachte is daardoor in zijn belangen geschaad omdat zijn huisrecht werd doorkruist, hetgeen een enorme inbreuk is op zijn grondrechten. Op grond hiervan heeft de verdediging verzocht om al hetgeen na het onrechtmatig binnentreden is aangetroffen van het bewijs uit te sluiten.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de doorzoeking van de schuur onrechtmatig was omdat er ook volgens de verbalisanten geen machtiging om te doorzoeken was. Ook dit levert een onherstelbaar vormverzuim op in het voorbereidend onderzoek. Op grond van de Wet op de economische delicten (hierna telkens WED) kunnen zaken worden onderzocht, maar deze bevoegdheid omvat niet de bevoegdheid om zaken te doorzoeken. Het opentrekken van tassen is volgens de verdediging zo’n doorzoekingshandeling waarvoor nog geen machtiging was verleend.
Daarnaast is ook de bevoegdheid uit artikel 21 lid 2 van de WED niet bedoeld voor het doorzoeken van zaken en kan deze niet zelfstandig worden uitgeoefend. De tassen kunnen niet als verpakking als bedoeld in dit artikel worden beschouwd. Deze bevoegdheid is volgens de verdediging oneigenlijk gebruikt en daarom is er sprake van détournement de pouvoir. Het gevolg van de onrechtmatige doorzoeking is dat de aangetroffen drugs van het bewijs dienen te worden uitgesloten omdat het gaat om een aanzienlijke inbreuk op een belangrijk strafvorderlijk voorschrift.
Tot slot heeft de verdediging nog aangevoerd dat verdachte niet de wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen. De verdovende middelen werden aangetroffen in tassen en deze stonden uit het zicht. Voorts was de deur van de schuur altijd geopend en had iedereen, zonder medeweten van verdachte, toegang tot de schuur. Het kan dus volgens de verdediging goed zijn dat die tassen met verdovende middelen daar zijn neergezet op het moment dat verdachte niet thuis was. Omdat de wetenschap van de aanwezigheid van de verdovende middelen bij verdachte ontbreekt, heeft de verdediging verzocht verdachte vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat in een vrijstaande schuur behorend bij de woning aan de [adres] , naast een flinke hoeveelheid vuurwerk, 15.287 pillen bevattende MDMA, 498,7 gram MDMA kristallen, 9.815 gram amfetamine, 1.969,7 gram ketamine en 92,8 gram 3-MMC is aangetroffen. Voorts is vast komen te staan dat verdachte de bewoner was en is van die woning.
Aan de orde zijn vervolgens de vragen of de doorzoeking van de schuur en het aantreffen van de verdovende middelen op een rechtmatige manier heeft plaatsgevonden en voorts of verdachte wetenschap had van de aangetroffen verdovende middelen in zijn schuur en of hij daar ook beschikkingsmacht over had.
De bezichtiging van de schuur bij de woning aan de [adres] op 15 december 2023
Zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] waren er meldingen over vuurwerkoverlast rond de woning aan de [adres] . Daarnaast was er de melding dat uit een bestelbus dozen in de schuur van die woning werden geladen en dat vervolgens vanuit de achtertuin van die woning enorm veel vuurwerk werd afgestoken. Op grond daarvan is de beslissing genomen om een onderzoek in te stellen op eerdergenoemd adres. Dit onderzoek heeft zich met name toegespitst op de bij die woning geplaatste schuur.
Het onderzoek in de schuur heeft plaatsgevonden op grond van artikel 20 van de WED. Op grond van deze bepaling was het voor de verbalisanten toegestaan om in het belang van de opsporing elke plaats te betreden voor zover redelijkerwijs noodzakelijk voor de vervulling van hun taak. De verbalisanten waren gelet op het voorgaande dus bevoegd om de vrijstaande schuur te betreden. Nu het niet gaat om een woning, maar om een vrijstaande schuur, is de rechtbank van oordeel dat de Algemene wet op het binnentreden daar niet van toepassing was. Het in dat kader gevoerde verweer wordt verworpen en behoeft geen verdere bespreking.
De latere doorzoeking van de woning heeft plaatsgevonden met machtiging van de rechter-commissaris.
Uit de bewijsmiddelen is voorts gebleken dat de schuur niet was afgesloten. Het was de verbalisanten op grond van artikel 21 lid 1 van de WED toegestaan om daarin zoekend rond te kijken. Daarbij werden, naast een grote hoeveelheid consumentenvuurwerk, ook drugsgerelateerde voorwerpen aangetroffen, zoals een vacuümmachine en een weegschaaltje.
Daarnaast werd een zwarte sporttas van het merk Nike aangetroffen. In deze zwarte sporttas werden twee vuilniszakken en een gele plastic Jumbotas aangetroffen. De gele Jumbotas is onderzocht en daarin zaten meerdere verpakkingen, te weten gevacumeerde doorzichtige zakken met een witte substantie. Ook werden de twee vuilniszakken onderzocht waarin grijze vacuüm verpakkingen zaten met daarin een witte, vochtige substantie. Tussen opgestapelde geluidsinstallaties werd nog een vuilniszak gevonden waarin meerdere grijze vacuüm verpakte pakketten zaten. Na opening van die pakketten bleken daarin groene pillen te zitten.
Uit het proces-verbaal van bevindingen is gebleken dat het openen van de aangetroffen tassen telkens heeft plaatsgevonden op grond van artikel 21 lid 2 van de WED, waarin de bevoegdheid wordt gegeven om
verpakkingente openen. Deze bevoegdheid kan slechts worden uitgeoefend ter onderzoeking en bemonstering van zaken als bedoeld in artikel 21 lid 1 van de WED die bij het zoekend rondkijken zijn aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat de tassen naast of in de buurt van de dozen met het vuurwerk stonden, nog niet meebrengt dat deze als verpakking van vuurwerk konden worden aangemerkt. Artikel 21 lid 2 van de WED bood daarom geen bevoegdheid om de tassen te openen. De verbalisanten hadden op het moment van het aantreffen van de Nike sporttas en de Jumbotas, de officier van justitie hiervan in kennis moeten stellen en een machtiging tot doorzoeking moeten vragen alvorens de tassen te openen. Omdat dit niet op dat moment is gebeurd maar pas later, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een vormverzuim.
Bij de beoordeling van het gevolg van dit vormverzuim, neemt de rechtbank in aanmerking dat de goederen zijn aangetroffen in een vrijstaande schuur en dat niet is gebleken dat verdachte of iemand anders ook in die schuur verbleef of een slaapplaats had. Daarom is er dan ook geen sprake van een schending van het huisrecht van verdachte en is er ook geen rechtens te respecteren privacybelang van verdachte of van een ander geschonden. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat in deze kan worden volstaan met de enkele constatering dat er sprake was van een vormverzuim.
De wetenschap en de beschikkingsmacht
Verdachte was de enige bewoner van de woning aan de [adres] , bij welke woning de vrijstaande schuur hoort. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij ook regelmatig in de woning kwam om zijn servalkat te verzorgen en dat de in de schuur opgeslagen partij vuurwerk van hem was. Hij had dat vuurwerk besteld en in de schuur af laten leveren. Daarnaast werden in diezelfde schuur in het zicht drugsgerelateerde goederen aangetroffen en tussen al deze goederen stonden de tassen met de verdovende middelen.
Verdachte heeft verklaard dat er ook anderen in zijn woning en in de schuur verbleven en dat het iemand anders moet zijn geweest die die verdovende middelen in de schuur zou hebben achtergelaten.
Deze door verdachte gegeven verklaring schuift de rechtbank als onaannemelijk terzijde. Allereerst is uit het dossier niet gebleken dat in de schuur ook een slaapplek of iets dergelijks was gecreëerd. Voorts heeft verdachte geen namen willen noemen van die andere personen die in zijn woning verbleven, zodat zijn verklaring in zoverre niet kan worden geverifieerd. Daarnaast is het onaannemelijk dat een onbekende een partij verdovende middelen van deze omvang met een totaalwaarde van enkele tonnen, onbeheerd in de schuur heeft achtergelaten en dit dan ook nog zonder medeweten van verdachte.
Op grond van dit alles is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte wetenschap heeft gehad van wat er in de schuur bij zijn woning is aangetroffen.
Omdat verdachte als bewoner van het pand de toegang had tot de woning en de schuur en omdat de verdovende middelen tussen en bij de spullen van verdachte stonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook de beschikkingsmacht had over die verdovende middelen.
Betreffende het onder 2 primair tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat ketamine in de aangetroffen vorm niet als geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet is aan te merken. Gelet hierop heeft de rechtbank niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Wel is vast komen te staan dat verdachte niet beschikte over een registratie om deze werkzame stof in voorraad te hebben. Nu naar het oordeel van de rechtbank vast is komen te staan dat verdachte de ketamine zonder registratie in voorraad heeft gehad, kan het onder 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 15 december 2023 te [plaats] , gemeente Geertruidenberg, opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden amfetamine en hoeveelheden mdma, zijnde amfetamine en mdma telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2 subsidiair:
op 15 december 2023 te [plaats] , gemeente Geertruidenberg, zonder registratie hoeveelheden ketamine in voorraad heeft gehad;
3
op 15 december 2023 te [plaats] , gemeente Geertruidenberg, opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden 3-MMC, zijnde 3-MMC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot een strafoplegging verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, te weten dat verdachte mede de zorg heeft voor een jong kindje en dat hij, bij een langdurige detentie, zijn woning kwijt zal raken. In verband met die persoonlijke omstandigheden heeft de raadsman verzocht om aan verdachte niet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar de maximale taakstraf met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 15 december 2023 zijn in een schuur bij de woning van verdachte 15.287 pillen, bevattende MDMA, 498,7 gram MDMA kristallen, 9.815 gram amfetamine, 1.969,7 gram zuivere ketamine en 92,8 gram 3-MMC aangetroffen. Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank zonder twijfel hoeveelheden die bestemd zijn voor de handel. Dit kan handel door verdachte zelf zijn of het betreft een partij verdovende middelen die tijdelijk bij verdachte is gestasht om op een later tijdstip door een ander verhandeld te worden. Het gaat in ieder geval om een dusdanig grote hoeveelheid dat op grond van de LOVS-richtlijnen een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd is. Het gaat hier namelijk om stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid en de handel in deze middelen brengt ook de nodige randcriminaliteit met zich mee, waarbij het gebruik van geweld niet wordt geschuwd. Daarnaast worden stoffen als MDMA en amfetamine meestal geproduceerd in illegale drugslaboratoria met alle gevaren van dien en ook met nadelige gevolgen voor de natuur door het op grote schaal dumpen van drugsafval. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook op het voorhanden hebben van deze stoffen een forse sanctie op zijn plaats is.
Voor het zonder registratie voorhanden hebben van de ketamine, waarbij niet is tenlastegelegd dat verdachte dit opzettelijk heeft gedaan, geldt dat dit op grond van artikel 2 van de WED een overtreding is. De rechtbank zal daarvoor dan ook een afzonderlijke straf opleggen.
Bij de bepaling van de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf zal de rechtbank ook rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met zijn strafblad, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor dit soort feiten is veroordeeld.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat het opleggen aan verdachte van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 28 maanden en onvoorwaardelijke hechtenis van 2 maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot die voorwerpen en verder zijn die voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2 subsidiair: Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet.
feit 3: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Voor de onder 1 en 3 bewezenverklaarde misdrijven:
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 28 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voor de onder 2 subsidiair bewezenverklaarde overtreding:
- veroordeelt verdachte tot
een hechtenis van 2 maanden;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer alle op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst (Bijlage III) genoemde inbeslaggenomen voorwerpen;
Voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 mei 2024.
mr. Collombon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 15 december 2023 te [plaats] , gemeente Geertruidenberg,
althans in Nederland, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad,
een of meer hoeveelheden amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine en/of
een of meer hoeveelheden mdma, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende mdma,
zijnde amfetamine en/of mdma (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 15 december 2023 te [plaats] , gemeente Geertruidenberg,
althans in Nederland, opzettelijk een geneesmiddel waarvoor geen
handelsvergunning geldt,
te weten een of meer hoeveelheden ketamine, bevattende de werkzame stof
ketamine,
in voorraad heeft gehad, te koop heeft aangeboden, heeft verkocht, heeft afgeleverd,
ter hand heeft gesteld;
( art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet )
Subsidiair:
hij op of omstreeks 15 december 2023 te [plaats] , gemeente Geertruidenberg,
althans in Nederland, zonder registratie een of meer hoeveelheden ketamine, in elk
geval een werkzame stof, in voorraad heeft gehad en/of heeft bereid en/of
ingevoerd en/of te koop aan geboden en/of afgeleverd en/of uitgevoerd of
anderszins binnen of buiten Nederlands grondgebied gebracht, dan wel in
werkzame stoffen een groothandel gedreven;
( art 38 lid 1 Geneesmiddelenwet )
3
hij op of omstreeks 15 december 2023 te [plaats] , gemeente Geertruidenberg,
althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer hoeveelheden
3-MMC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-MMC, zijnde
3-MMC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )