ECLI:NL:RBZWB:2024:3441

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
23/3342
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 8 juni 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die hiertegen bezwaar had gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto van belanghebbende op 1 mei 2023 om 16:42 uur geparkeerd stond aan een adres in Breda, waar geen parkeerbelasting was voldaan. De naheffingsaanslag bedroeg € 59,25, bestaande uit € 1,50 aan belasting en € 57,75 aan kosten.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat belanghebbende niet voldoende had aangetoond dat hij de juiste parkeerzone had geselecteerd. Hij had in de parkeerapplicatie weliswaar een betaling van € 0,87 gedaan voor zone 21900, maar deze zone was niet van toepassing op de locatie waar zijn auto geparkeerd stond. De rechtbank oordeelt dat het de verantwoordelijkheid van belanghebbende was om voorafgaand aan het parkeren te controleren of betaald parkeren van toepassing was en in welke zone hij parkeerde. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en blijft gehandhaafd. Belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3342

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 8 juni 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 28 maart 2024 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. De auto met [kenteken] stond op 1 mei 2023 omstreeks 16:42 uur stil aan de [adres] te Breda. Tijdens een controle op voornoemde datum en tijd is door parkeercontroleurs geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 59,25 bestaande uit een bedrag aan belasting van € 1,50 en € 57,75 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag parkeerbelasting terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
5. Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en het gelijkluidende artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2023 (de Verordening) wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Gronden belanghebbende
6. Belanghebbende voert aan dat hij de parkeerzones heeft nagekeken in de parkeerapplicatie. Uit de parkeerapplicatie valt niet te herleiden welk zonenummer er geselecteerd dient te worden. Belanghebbende bepleit vervolgens dat hij in de parkeerapplicatie in zone 21900 te Breda parkeerkosten heeft betaald ter hoogte van
€ 0,87.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
7. Niet in geschil is dat de auto van belanghebbende op 1 mei 2023 geparkeerd stond aan de [adres] te Breda. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. (Artikel 2 van de Verordening en artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit parkeren Breda 2022). Belanghebbende heeft geen parkeerbelasting voldaan in de zone waarin hij geparkeerd stond. Belanghebbende heeft dit niet betwist. Daaruit volgt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat het parkeertarief op de parkeerplaats (in zone 21885)
€ 1,50 per uur bedraagt. Parkeren in zone 21900 is het eerste kwartier gratis en voor de resterende duur van het eerste uur van parkeren bedraagt in het tarief € 1,10. [1]
7.2.
De rechtbank overweegt dat uit de screenshot van de aanmelding in de parkeerapp blijkt dat de auto van belanghebbende gedurende 33 minuten stond aangemeld in zone 21900 en dat belanghebbende de parkeerbelasting naar het in die zone geldende tarief, te weten € 0,87, heeft betaald. De aldus door belanghebbende betaalde parkeerbelasting is lager dan de parkeerbelasting die verschuldigd was voor het parkeren in de andere zone. Het tarief in zone 21900 is namelijk lager dan het tarief van de wel van toepassing zijnde zone, zone 21885. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende te weinig parkeerbelasting betaald. Het geparkeerd staan in een verkeerde zone blijft voor rekening en risico van belanghebbende. Het lag namelijk op zijn weg om voorafgaande of bij aanvang van het parkeren te onderzoeken of betaald parkeren geldt en binnen welke zone hij parkeerde. Belanghebbende heeft dit niet of onvoldoende gedaan en daardoor de verkeerde zone geselecteerd. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de goede intenties van belanghebbende, kan zijn standpunt niet leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslag.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.J.M. Stoof, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Garb, griffier, op 30 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Zie de Tarieven- en kostentabel parkeerbelastingen 2023 die behoort bij de Verordening.