In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 8 juni 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die hiertegen bezwaar had gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto van belanghebbende op 1 mei 2023 om 16:42 uur geparkeerd stond aan een adres in Breda, waar geen parkeerbelasting was voldaan. De naheffingsaanslag bedroeg € 59,25, bestaande uit € 1,50 aan belasting en € 57,75 aan kosten.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat belanghebbende niet voldoende had aangetoond dat hij de juiste parkeerzone had geselecteerd. Hij had in de parkeerapplicatie weliswaar een betaling van € 0,87 gedaan voor zone 21900, maar deze zone was niet van toepassing op de locatie waar zijn auto geparkeerd stond. De rechtbank oordeelt dat het de verantwoordelijkheid van belanghebbende was om voorafgaand aan het parkeren te controleren of betaald parkeren van toepassing was en in welke zone hij parkeerde. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en blijft gehandhaafd. Belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.