In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2024, wordt het beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de waarde van het onroerende goed vastgesteld op € 127.000 en had daarbij aanslagen voor de onroerendezaakbelastingen (OZB) en rioolheffing opgelegd voor het jaar 2023. Het bezwaar van belanghebbende werd ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging.
De rechtbank behandelt de vraag of belanghebbende als gebruiker van het object kan worden aangemerkt en of de aanslagen terecht zijn opgelegd. Belanghebbende betwist dat zij gebruiker is van het pand en stelt dat er geen afvoer van rioolwater plaatsvindt. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende, op basis van het uittreksel van de Kamer van Koophandel, terecht als gebruiker wordt aangemerkt, aangezien zij sinds 1 juli 1991 op het adres is gevestigd. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de aanslagen terecht heeft opgelegd, omdat de aanwezigheid van dakgoten en waterpijpen aan het pand betekent dat er waterafvoer plaatsvindt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.