ECLI:NL:RBZWB:2024:3438

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
23/3420
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van rioolheffing en onroerendezaakbelastingen voor een bedrijfspand

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2024, wordt het beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2023 de waarde van het onroerende goed vastgesteld op € 127.000 en had daarbij aanslagen voor de onroerendezaakbelastingen (OZB) en rioolheffing opgelegd voor het jaar 2023. Het bezwaar van belanghebbende werd ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging.

De rechtbank behandelt de vraag of belanghebbende als gebruiker van het object kan worden aangemerkt en of de aanslagen terecht zijn opgelegd. Belanghebbende betwist dat zij gebruiker is van het pand en stelt dat er geen afvoer van rioolwater plaatsvindt. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende, op basis van het uittreksel van de Kamer van Koophandel, terecht als gebruiker wordt aangemerkt, aangezien zij sinds 1 juli 1991 op het adres is gevestigd. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de aanslagen terecht heeft opgelegd, omdat de aanwezigheid van dakgoten en waterpijpen aan het pand betekent dat er waterafvoer plaatsvindt.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3420

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant (gemeente Bergen op Zoom).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 13 juni 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 25 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (hierna: het object) op 1 januari 2023 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 127.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen gebruiker (de aanslag OZB) en de aanslag rioolheffing van de gemeente Bergen op Zoom voor het jaar 2023 opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [gemachtigde] , gemachtigde. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [naam].

Feiten

1.5.
Het WOZ-object betreft een bedrijfspand.
1.6.
In geschil is of de gebruikersbelasting en de aanslag rioolheffing terecht zijn opgelegd aan belanghebbende.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of belanghebbende gebruiker is van het object en of de aanslagen gebruikersbelasting en rioolheffing terecht aan haar zijn opgelegd.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
3. Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening onroerende-zaakbelastingen Bergen op Zoom 2023 (hierna: de Verordening OZB) luidt als volgt:
‘Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a.
een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;’
4. Artikel 2 van de Verordening rioolheffing Bergen op Zoom 2023 (hierna: de Verordening Rioolheffing) luidt als volgt:
‘Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voorde gemeente verbonden zijn aan:
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde en afvloeiende hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.’
4.1.
Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening Rioolheffing luidt als volgt:
‘Met betrekking tot de rioolheffing wordt:
a. als gebruiker aangemerkt degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;’
Gronden belanghebbende
5. Belanghebbende bepleit in haar bezwaarschrift dat de aanslagen OZB en rioolheffing onterecht zijn opgelegd, omdat ze geen gebruiker is van [adres] te [plaats] .
6. Daarnaast bepleit belanghebbende dat de rioolheffing onterecht is opgelegd. Er vindt geen afvoer plaats van rioolwater. Ook wordt er volgens belanghebbende geen water gebruikt.
Reactie heffingsambtenaar
7. De heffingsambtenaar bepleit dat belanghebbende terecht is aangemerkt als gebruiker, waardoor de aanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Uit de uittreksels van het handelsregister blijkt dat het vestigingsadres van belanghebbende [adres] te [plaats] is. Dit blijkt eveneens uit de website van belanghebbende. Doordat belanghebbende gevestigd is op voornoemd adres, is zij gebruiker van [adres] te [plaats] . Hierdoor is de aanslag terecht opgelegd, aldus de heffingsambtenaar.
7.1.
De heffingsambtenaar bepleit ter zitting dat belanghebbende een huurinlichtingenformulier en opzegging huurovereenkomst heeft overgelegd van [adres] te [plaats] . Daarnaast heeft belanghebbende correspondentie verstrekt, waarin belanghebbende zelf aangeeft dat [belanghebbende] B.V. kantoorhoudend is te [adres] in [plaats] .
7.2.
Tot slot bepleit de heffingsambtenaar dat de aanslag rioolheffing eveneens terecht is opgelegd. Er zitten dakgoten en waterpijpen aan het bedrijfspand die lozen in het riool. Door deze afwatering wordt er rioolheffing geheven aan belanghebbende.
Beoordeling rechtbank
8. Voor de vraag of de activiteiten van belanghebbende te kwalificeren zijn als gebruik in de zin van de Verordening OZB geldt als uitgangspunt dat de Hoge Raad het begrip 'gebruik' van een onroerende zaak uitlegt als: het metterdaad bezigen ter bevrediging van de eigen behoeften. Het gaat niet om het louter beschikbaar houden van de onroerende zaak, maar de belastingplichtige moet er daadwerkelijk iets mee doen, waarbij ook het bewust leeg laten staan van de onroerende zaak als een vorm van gebruik wordt aangemerkt. Daarbij geldt tevens dat ook bij de situatie waarin de eigenaar gebruik van de onroerende zaak gedoogt of dat er wederrechtelijk gebruik van wordt gemaakt, sprake is van belastingplicht. Verder is de wetgeschiedenis van belang. Er heeft een wijziging in de wet en regelgeving plaatsgevonden waarbij de belasting niet langer werd geheven van de ‘feitelijk gebruiker’ maar van de ‘gebruiker’ (Kamerstukken 1989-1990, 21 591). Daaruit blijkt dat deze verruiming van het begrip gebruiker voornamelijk is ingegeven door de wens een einde te maken aan de ongewenst geachte situatie dat geen gebruiker kan worden aangewezen (ondernummer 3, blz. 20 en 21).
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het uittreksel van de KvK van 14 juli 2023, dat belanghebbende gebruiker is van [adres] te [plaats] . Het begin van het kalenderjaar in dit geval is 1 januari 2023, dit is voor de uitdraai van het uittreksel van de KvK. Hierdoor kan terecht uitgegaan worden van voornoemd uittreksel. Op het uittreksel staat dat [belanghebbende] B.V. sinds 1 juli 1991 gevestigd is te [adres] te [plaats] , waardoor belanghebbende terecht wordt aangemerkt als gebruiker in de zin van de OZB belasting. Ook heeft belanghebbende geen stukken verstrekt waaruit blijkt dat zij bij het begin van het kalenderjaar geen gebruiker was van het object. Hieruit volgt dat de heffingsambtenaar de aanslag OZB gebruiker terecht aan belanghebbende heeft opgelegd.
8.2.
De aanslag rioolheffing is naar het oordeel van de rechtbank eveneens terecht aan belanghebbende opgelegd. Op verzoek van belanghebbende is het perceel gesplist in de woning en bedrijfspand. Hierdoor is de [belanghebbende] B.V. belastingplichtig ten aanzien van de rioolheffing. Het niet gebruiken van water doet hier niets aan af. Door de gemeente wordt directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan; de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde en afvloeiende hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Het gaat erom dat de waterafvoer geloosd wordt in het riool. Belanghebbende heeft verklaard dat er dakgoten en regenafvoerpijpen gemonteerd zijn aan het bedrijfspand, waardoor het afvoer van het hemelwater geloosd wordt in het riool. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat de aanslag rioolheffing terecht aan belanghebbende is opgelegd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven.
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.J.M. Stoof, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Garb, griffier, op 30 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.