ECLI:NL:RBZWB:2024:3437

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
22/5999
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van aanslagen gebruikersbelasting en rioolheffing door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2024, wordt het beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant beoordeeld. De heffingsambtenaar had eerder de waarde van een onroerende zaak vastgesteld op € 102.000 en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen en een aparte aanslag rioolheffing opgelegd. Belanghebbende betwistte deze aanslagen en stelde dat zij geen gebruiker was van het onroerend goed, wat leidde tot de rechtszaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 28 maart 2024 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende voerde aan dat er geen afvoer van rioolwater plaatsvond en dat er onterecht dubbele rioolheffing was geheven, aangezien het perceel nog niet gesplitst was op de aanslagdatum.

De rechtbank oordeelde dat belanghebbende wel degelijk als gebruiker van het object kan worden aangemerkt, op basis van het uittreksel van de Kamer van Koophandel. Dit leidde tot de conclusie dat de aanslag gebruikersbelasting terecht was opgelegd. Echter, de rechtbank oordeelde ook dat de aanslag rioolheffing onterecht was, omdat er sprake was van een dubbele aanslag voor het belastingjaar 2022. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de aanslag rioolheffing, en bepaalde dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5999

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant (gemeente Bergen op Zoom).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 november 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 juli 2022 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (hierna: het object) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 102.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen gebruiker (de aanslag OZB) opgelegd. Daarnaast is er op 31 december 2022 een aparte aanslag rioolheffing van de gemeente Bergen op Zoom voor het jaar 2022 opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [gemachtigde] , gemachtigde. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [naam] .

Feiten

1.5.
Het WOZ-object betreft een bedrijfspand.
1.6.
In geschil is of de gebruikersbelasting en de aanslag rioolheffing terecht zijn opgelegd aan belanghebbende.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of belanghebbende gebruiker is van het object en of de aanslagen gebruikersbelasting en rioolheffing terecht aan haar zijn opgelegd.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
3. Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening onroerende-zaakbelastingen Bergen op Zoom 2022 (hierna: de Verordening OZB) luidt als volgt:
‘Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a.
een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;’
4. Artikel 2 van de Verordening rioolheffing Bergen op Zoom 2022 (hierna: de Verordening Rioolheffing) luidt als volgt:
‘Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voorde gemeente verbonden zijn aan:
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde en afvloeiende hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.’
4.1.
Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening Rioolheffing luidt als volgt:
‘Met betrekking tot de rioolheffing wordt:
a. als gebruiker aangemerkt degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;’
Gronden belanghebbende
5. Belanghebbende bepleit in haar bezwaarschrift dat de aanslagen OZB en rioolheffing onterecht zijn opgelegd, omdat ze geen gebruiker is van [adres] te [plaats] .
6. Daarnaast is belanghebbende van mening dat de rioolheffing onterecht is opgelegd. Er vindt geen afvoer plaats van rioolwater. Ook wordt er volgens belanghebbende geen water gebruikt. Belanghebbende bepleit dat op de aanslagdatum nog geen splitsing van het perceel heeft plaatsgevonden, waardoor onterecht tweemaal rioolheffing is geheven.
Verweer heffingsambtenaar
7. De heffingsambtenaar bepleit dat belanghebbende terecht is aangemerkt als gebruiker, waardoor de aanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Uit de uittreksels van KvK, blijkt dat het vestigingsadres van [belanghebbende] B.V. [adres] te [plaats] is. Dit blijkt eveneens uit de website van belanghebbende. Doordat belanghebbende gevestigd is op voornoemd adres, is zij gebruiker van [adres] te [plaats] . Hierdoor is de aanslag terecht opgelegd, aldus de heffingsambtenaar.
7.1.
Ter zitting heeft de heffingsambtenaar nog aangevoerd dat belanghebbende weliswaar een huurinlichtingenformulier en opzegging huurovereenkomst heeft overgelegd van [adres] te [plaats] maar dat zij ook correspondentie heeft verstrekt, waarin zij zelf aangeeft dat [belanghebbende] B.V. kantoorhoudend is aan de [adres] in [plaats] .
7.2.
Tot slot bepleit de heffingsambtenaar dat de aanslag rioolheffing eveneens terecht is opgelegd. Er zitten dakgoten en waterpijpen aan het bedrijfspand die lozen in het riool. Door deze afwatering wordt er rioolheffing geheven aan belanghebbende. De heffingsambtenaar heeft ter zitting erkend dat voor belastingjaar 2022 dubbel rioolheffing is betaald door belanghebbende.
Beoordeling rechtbank
8. Voor de vraag of de activiteiten van belanghebbende te kwalificeren zijn als gebruik in de zin van de Verordening OZB geldt als uitgangspunt dat de Hoge Raad het begrip 'gebruik' van een onroerende zaak uitlegt als: het metterdaad bezigen ter bevrediging van de eigen behoeften. Het gaat niet om het louter beschikbaar houden van de onroerende zaak, maar de belastingplichtige moet er daadwerkelijk iets mee doen, waarbij ook het bewust leeg laten staan van de onroerende zaak als een vorm van gebruik wordt aangemerkt. Daarbij geldt tevens dat ook bij de situatie waarin de eigenaar gebruik van de onroerende zaak gedoogt of dat er wederrechtelijk gebruik van wordt gemaakt, sprake is van belastingplicht. Verder is de wetgeschiedenis van belang. Er heeft een wijziging in de wet en regelgeving plaatsgevonden waarbij de belasting niet langer werd geheven van de ‘feitelijk gebruiker’ maar van de ‘gebruiker’ (Kamerstukken 1989-1990, 21 591). Daaruit blijkt dat deze verruiming van het begrip gebruiker voornamelijk is ingegeven door de wens een einde te maken aan de ongewenst geachte situatie dat geen gebruiker kan worden aangewezen (ondernummer 3, blz. 20 en 21).
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende gebruiker is van [adres] in [plaats] . Dit volgt uit het uittreksel van het handelsregister van de kamer van koophandel. Dat uittreksel is gedateerd op 1 januari 2023, het begin van het kalenderjaar. Op het uittreksel staat dat [belanghebbende] B.V. sinds 1 juli 1991 gevestigd is te [adres] te [plaats] . Daarom wordt belanghebbende terecht aangemerkt als gebruiker in de zin van de OZB belasting. Belanghebbende heeft weliswaar een opzegging van de huurovereenkomst overgelegd, maar nu zij volgens het handelsregister nog gevestigd is aan het adres [adres] in [plaats] , leidt dit niet tot een ander oordeel. Immers, ook zonder recht of titel kan belanghebbende gebruiker zijn van een onroerende zaak. Nu belanghebbende geen andere stukken heeft verstrekt ter ondersteuning van haar stelling, heeft de heffingsambtenaar de aanslag OZB gebruiker terecht aan belanghebbende heeft opgelegd.
8.2.
De aanslag rioolheffing is naar het oordeel van de rechtbank onterecht opgelegd aan belanghebbende. De heffingsambtenaar heeft ter zitting erkend dat de aanslag rioolheffing tweemaal aan belanghebbende is opgelegd voor belastingjaar 2022. De rechtbank is van oordeel dat een dubbele aanslag ten aanzien van de rioolheffing niet gerechtvaardigd is. Doordat destijds het perceel nog niet gesplitst was, mocht de heffingsambtenaar geen aanslag opleggen aan zowel het bedrijfspand als de woning welke op het perceel gevestigd zijn.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat de waardebeschikking moet worden verlaagd. Het oordeel over de belastingaanslag volgt dat over de waardebeschikking, dus ook deze moet worden verlaagd. De heffingsambtenaar dient dit uit te voeren.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. Deze vergoeding moet rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden betaald. [1]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de aanslag rioolheffing;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.J.M. Stoof, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Garb, griffier, op 30 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 30a, vierde en vijfde lid van de Wet WOZ