ECLI:NL:RBZWB:2024:3404

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
10894309 _ MB VERZ 24-53
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een geldige parkeerkaart. De gedraging vond plaats op 12 juli 2022 bij het St. Elisabeth ziekenhuis in Tilburg. De betrokkene heeft erkend de gedraging te hebben verricht, maar voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die de boete onterecht maakten. Ze stelde dat haar vader niet op de hoogte was gesteld van de vervaldatum van de parkeerkaart, die inmiddels was verlopen. De betrokkene vond het onterecht dat zij een boete opgelegd kreeg, terwijl de officier van justitie de boete al had gematigd tot € 30,-. Tijdens de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger van het OM aangevoerd dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er geen aanleiding was voor verdere matiging. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen tot nihil, gezien het feit dat de gemeente geen aankondiging had gedaan over het verlopen van de parkeerkaart. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het teveel betaalde bedrag moest door de officier van justitie aan de betrokkene worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10894309 \ MB VERZ 24-53
CJIB-nummer : 1062 5422 5121 8653
uitspraakdatum : 23 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft naar aanleiding van het beroep de initiële boete gematigd tot € 30-,. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart op 12 juli 2022 op de Professor van Buchemlaan bij hoofdingang St. Elisabeth ziekenhuis te Tilburg.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat zij de gedraging heeft verricht, maar er sprake is van bijzondere omstandigheden. Betrokkene stelt dat haar vader geen bericht heeft gehad dat de parkeerkaart verlopen was. Haar vader heeft inmiddels een nieuwe parkeerkaart gekregen waarvan de verlenging op dezelfde datum is ingegaan als dat de oude kaart verlopen was. Betrokkene vindt de boete onterecht en was te goeder trouw dat de kaart nog geldig was. Betrokkene vind het onterecht dat zij door het OM in het gelijk is gesteld, maar alsnog een boete opgelegd wordt.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat de gemeente voorheen een brief stuurde wanneer de geldigheid van de parkeerkaart ging verlopen. Zonder bericht heeft de gemeente dit beleid aangepast, waardoor er geen brief is verzonden. Indien de gemeente had laten weten dat zij geen brieven meer zou versturen, zou betrokkene zelf alert zijn geweest op het verlopen van de geldigheid van de parkeerkaart en die verantwoordelijkheid niet bij haar vader gelegd. Nu heeft betrokkene in haar agenda genoteerd wanneer de geldigheid van de parkeerkaart verloopt.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep op inhoudelijke gronden ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft geparkeerd op een gehandicaptenparkeerplaats zonder geldige parkeerkaart. De gebruikte parkeerkaart was op 28 februari 2022 al verlopen. De beschikking is daarom terecht opgelegd. Inmiddels is er een geldige parkeerkaart, om deze reden is de boete gewijzigd naar € 30,-. Er is geen aanleiding voor een verdere matiging. De houder is zelf verantwoordelijk voor tijdige verlenging van de parkeerkaart.
Het beroep is voor het overige wel deels gegrond, aangezien er sprake is van een formeel gebrek. De betrokkene is in de eerste beroepsfase niet gehoord. De boete dient daarom te worden gematigd met 25%.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene erkent ook de gedraging te hebben verricht. De boete is in zoverre dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat de gemeente zonder aankondiging geen brieven meer heeft verzonden over het verloop van de geldigheid van de parkeerkaart. De boete zal worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 39,00, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. S.E. van Wijk, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: