Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een geldige parkeerkaart. De gedraging vond plaats op 12 juli 2022 bij het St. Elisabeth ziekenhuis in Tilburg. De betrokkene heeft erkend de gedraging te hebben verricht, maar voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die de boete onterecht maakten. Ze stelde dat haar vader niet op de hoogte was gesteld van de vervaldatum van de parkeerkaart, die inmiddels was verlopen. De betrokkene vond het onterecht dat zij een boete opgelegd kreeg, terwijl de officier van justitie de boete al had gematigd tot € 30,-. Tijdens de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger van het OM aangevoerd dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er geen aanleiding was voor verdere matiging. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen tot nihil, gezien het feit dat de gemeente geen aankondiging had gedaan over het verlopen van de parkeerkaart. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het teveel betaalde bedrag moest door de officier van justitie aan de betrokkene worden terugbetaald.