Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op de N65 Bosscheweg te Berkel-Enschot op 10 juli 2019. De betrokkene stelde dat zij niet degene was die de overtreding had begaan, omdat de auto al sinds eind 2017 niet meer in haar eigendom was. De betrokkene had bewijsstukken van de (ver)koopovereenkomsten overgelegd en verzocht om rekening te houden met de trage verwerking van deze overeenkomsten in Polen.
De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. C.M. Oostdam, verklaarde het beroep ongegrond, maar vroeg de kantonrechter om de boete te matigen. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, gezien de bijzondere omstandigheden, waaronder de eigendomsoverdracht van het voertuig, besloot de kantonrechter de boete te matigen tot nihil. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat de betrokkene te veel had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald.
De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. S.W.M. Speekenbrink, bijgestaan door griffier K. Verdult. De betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.