ECLI:NL:RBZWB:2024:3398

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
BRE 24/3654
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Broeders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening woningsluiting op grond van artikel 13b Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die zich verzetten tegen een besluit van de burgemeester van Bergen op Zoom. Dit besluit, genomen op 8 april 2024, hield in dat de woning van verzoekers met ingang van 22 april 2024 gesloten moest worden op grond van artikel 13b van de Opiumwet, vanwege de aanwezigheid van harddrugs. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 16 mei 2024 hebben de gemachtigden van verzoekers en de burgemeester hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat de burgemeester voldoende bevoegdheid had om de woningsluiting te gelasten, gezien de aangetroffen hoeveelheid drugs en de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen. Verzoekers stelden dat zij niet op de hoogte waren van het voornemen tot sluiting, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester niet verplicht was om hen op een ander adres te informeren.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester het beleid correct had toegepast en dat de sluiting van de woning niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De voorzieningenrechter wees erop dat de burgemeester rekening had gehouden met de situatie van verzoekers en hen de gelegenheid zou geven om de woning op te ruimen. De voorzieningenrechter vond de duur van de sluiting niet onredelijk, vooral omdat verzoekster haar huurovereenkomst had opgezegd. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de sluiting van de woning onverkort blijft gelden. Verzoekers kregen geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3654
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 mei 2024 in de zaak tussen

[Verzoeker 1] en [Verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. B. Vermeirssen),
en

de burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom, verweerder.

(gemachtigde: mr. B. Wouters en mr. D. Boogaart).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Stadlander uit Bergen op Zoom (Stichting Stadlander).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van 8 april 2024 (bestreden besluit).
1.1.
Met het bestreden besluit heeft de burgemeester verzoekers op grond van artikel 13b van de Opiumwet gelast de woning aan de [adres] te [plaats] met ingang van 22 april 2024 te sluiten en gedurende drie maanden afgesloten te houden, op straffe van de toepassing van bestuursdwang. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: gemachtigde van verzoekers en gemachtigden van de burgemeester.

Overwegingen

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
Verzoekers hebben aangevoerd dat zij niet in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze op het voornemen naar voren te brengen. Het voornemen is naar het adres aan de [adres] te gestuurd, maar omdat verzoekers daar feitelijk niet meer verbleven, konden ze niet op de hoogte zijn van het voornemen. De voorzieningenrechter volgt verzoekers daarin niet. De burgemeester had onvoldoende aanleiding om verzoekers op een ander adres aan te schrijven. Als verzoekers post op een ander adres hadden willen ontvangen, dan hadden zij dat zelf kenbaar moeten maken.
2.2.
Verzoekers hebben betwist dat de burgemeester bevoegd was de woningsluiting te gelasten. De aangetroffen drugs waren voor eigen gebruik door verzoeker. Gelet op de hoeveelheden drugs die zijn aangetroffen en het feit dat er verschillende soorten drugs zijn aangetroffen, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de drugs alleen aanwezig waren voor eigen gebruik. De burgemeester mocht aannemen dat de drugs (mede) aanwezig waren voor de verkoop. Daar komt bij dat verzoekers niet hebben gesteld dat ze zelf GHB gebruiken. Alleen al grond van de aangetroffen hoeveelheid GHB was de burgemeester bevoegd de woningsluiting te gelasten.
2.3.
De burgemeester heeft de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet ingevuld met beleid. Daarin is bepaald dat als in een woning een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen, bij een eerste overtreding een sluiting voor de duur van drie maanden volgt. De voorzieningenrechter vindt het beleid niet onevenredig. Het besluit tot sluiting strookt met het beleid.
2.4.
Verzoekers hebben aangevoerd dat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Dat betoog slaagt niet. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester voldoende onderbouwd dat woningsluiting een geschikt middel is. Hoewel de onderbouwing van de noodzaak van sluiting in het bestreden besluit summier is, kan de motivering in de beslissing op bezwaar worden aangevuld. Daarbij kan gewezen worden op de hoeveelheid aangetroffen drugs, het feit dat verschillende soorten drugs zijn aangetroffen, alsmede een doorgeladen wapen. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat in de woning drugs werd geproduceerd. Er zijn jerrycans met resten van methanol en zoutzuur aangetroffen, en op een gipsplaat op de zolder stond het recept voor amfetamine geschreven. Dat strookt niet met de mededeling dat verzoeker eenmalig buiten in de tuin zou hebben geprobeerd drugs te maken. Productie van drugs gaat gepaard met (ontploffings)gevaar. De voorzieningenrechter ziet tot slot vooralsnog geen aanknopingspunten om de woningsluiting niet evenwichtig te vinden. Verzoekster heeft zelf verblijf elders gevonden voor zichzelf en de twee kinderen en ook verzoeker heeft onderdak. Daarnaast heeft de burgemeester ter zitting toegelicht dat hij wist dat Veilig Thuis al bij de situatie betrokken was, en dat hij daar ook rekening mee heeft gehouden. De burgemeester heeft verder verklaard dat hij verzoekers als dat nodig is gedurende de sluiting gelegenheid zal geven de woning op te ruimen en leeg te maken en daaraan die herstelmaatregelen te treffen die woningstichting Stadlander nodig vindt. De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat de burgemeester die toezegging nakomt. Het is dan ook niet nodig om een voorziening te treffen zodat verzoekers de woning kunnen opruimen en herstellen. Voor zover verzoekster heeft gesteld dat bij haar geen sprake is van verwijtbaarheid overweegt de voorzieningenrechter dat hij het niet geloofwaardig vindt dat niet beide verzoekers wisten van de aanwezigheid van de drugs, aangezien de drugs verspreid in de hele woning aanwezig waren en ter zitting is gebleken dat ook verzoekster zelf drugs gebruikt. De voorzieningenrechter vindt de duur van de sluiting tot slot niet onredelijk lang. Daarbij merkt hij op dat de burgemeester bij het bepalen van de sluitingsduur een zekere beoordelingsruimte heeft. Daarnaast heeft verzoekster de huurovereenkomst opgezegd per 22 juni 2024, zodat de duur van de sluiting in dit geval praktisch van minder betekenis is.
2.5.
De voorzieningenrechter zal het verzoek om voorlopige voorziening afwijzen. Dat betekent dat het besluit tot woningsluiting onverkort blijft gelden. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek afwijst, krijgen verzoekers hun griffierecht niet terug en krijgen zij ook geen vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Goorden, griffier, op 16 mei 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.