ECLI:NL:RBZWB:2024:3394

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
10917587 _ MB VERZ 24-130
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen verkeersboete wegens te late indiening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2024 uitspraak gedaan over een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. De zitting vond plaats op 23 april 2024, waarbij de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.M. Oostdam, aanwezig was, maar de betrokkene zelf niet. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, was dat het keuringsbewijs van het motorrijtuig zijn geldigheid had verloren op 28 juli 2022.

De zittingsvertegenwoordiger verzocht om de zekerheidstelling op nihil te stellen en het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het te laat was ingediend. De betrokkene had in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij de auto had gekocht en op vakantie was gegaan, waardoor hij de brieven van het RDW niet had ontvangen. De kantonrechter oordeelde echter dat de betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het te laat indienen van het beroep konden rechtvaardigen. De termijn voor het indienen van beroep was op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken, en deze termijn was verstreken.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen beoordeling van de boete zelf plaatsvond. De uitspraak werd gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, bijgestaan door griffier K. Verdult, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10917587 \ MB VERZ 24-130
CJIB-nummer : 7062 5422 5125 6630
uitspraakdatum : 23 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor het motorrijtuig met een toegestane maximummassa van 3500 kilogram of minder heeft het keuringsbewijs geldigheid verloren op 28 juli 2022 bij het RDW te Veendam.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht de zekerheidstelling op nihil te stellen en het beroep niet-ontvankelijk te verklaren omdat het te laat is ingediend.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij de auto heeft gekocht en toen op vakantie is gegaan. Hij heeft daarom de brieven van het RDW niet ontvangen. Hij heeft de auto niet gebruikt. De keuringsafspraak stond voor na de vakantie gepland. Betrokkene kan zich niet verenigen met de verhoging en de oorspronkelijke boete.

Overwegingen

Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van € 159,- niet betaald. De te betalen zekerheid wordt vanwege proceseconomische reden op nihil gesteld.
Betrokkene heeft het beroep bij de kantonrechter te laat ingesteld. Voor het instellen van beroep geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 23 februari 2023. Het beroepschrift is echter pas op 2 mei 2023 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld.
In de uitnodiging voor de zitting is betrokkene erop gewezen dat als het beroep te laat is ingediend en daarvoor geen geldige reden is aangevoerd, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Betrokkene is niet verschenen op de zitting en heeft in het beroepschrift hierover niets aangevoerd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de kantonrechter niet toekomt aan de beoordeling of de boete terecht is opgelegd.

Beslissing

De kantonrechter verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: