Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2024 uitspraak gedaan over een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet dragen van een goedgekeurde helm op 7 september 2022 in het Wilhelminapark te Tilburg. Na het opleggen van de boete heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 23 april 2024 is de zaak behandeld. De officier van justitie was vertegenwoordigd door mr. C.M. Oostdam. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 26 september 2023 heeft besloten de beschikking te vernietigen. Dit besluit heeft geleid tot de conclusie dat de betrokkene geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, aangezien de reden voor de boete niet meer van toepassing was.
De kantonrechter heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, bijgestaan door griffier K. Verdult. De betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.