ECLI:NL:RBZWB:2024:3384

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
10894197 \ MB VERZ 24-48
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onterecht opgelegde sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig op een plek waar dat niet was toegestaan, volgens bord E1 (parkeerverbod). Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. De zitting vond plaats op 23 april 2024, waarbij de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.M. Oostdam, namens de officier van justitie aanwezig was. Betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene te laat beroep had ingesteld, aangezien de termijn van zes weken voor het indienen van het beroep op 19 januari 2023 eindigde, maar het beroepschrift pas op 23 januari 2023 was ontvangen. Echter, de kantonrechter oordeelde dat deze termijnoverschrijding niet aan betrokkene kon worden toegerekend, omdat zij en haar partner voor dezelfde overtreding op dezelfde dag een beschikking hadden ontvangen, en de beschikking van haar partner was vernietigd. De gemeente had betrokkene ook meegedeeld dat de beschikking onterecht was opgelegd.

Inhoudelijk oordeelde de kantonrechter dat niet was komen vast te staan dat de gedraging was verricht. Betrokkene had haar voertuig geparkeerd aan de zijde van de straat waar dit was toegestaan. Daarom werd de boete ten onrechte opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het bedrag van € 109,00 dat betrokkene als zekerheid had betaald, aan haar terug te betalen. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10894197 \ MB VERZ 24-48
CJIB-nummer : 7062 5422 5231 8039
uitspraakdatum : 23 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 23 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op 29 augustus 2022 op de Phoenixplaats ter hoogte van lichtmast 35.
Betrokkene voert over het al dan niet te laat indienen van het beroep aan dat zij en haar man op dezelfde dag voor dezelfde gedraging een beschikking hebben ontvangen, omdat hun voertuigen op eenzelfde wijze stonden geparkeerd. Het beroep van de man van betrokkene is gegrond verklaard. Betrokkene heeft te laat beroep ingesteld, omdat zij hiervan pas op 23 januari 2023 op de hoogte is geraakt. Inhoudelijk stelt betrokkene zich op het standpunt dat zij de overtreding niet heeft begaan, omdat zij aan de rechterzijde van de weg geparkeerd stond.
Betrokkene heeft aan de parkeerhandhaver nagevraagd op welke wijze zij haar voertuig mag parkeren. Parkeren is toegestaan aan de rechterzijde van de weg.
De zittingsvertegenwoordiger heeft primair verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het beroepschrift te laat is ingediend. Subsidiair stelt de zittingsvertegenwoordiger zich op het standpunt dat het beroepschrift gegrond dient te worden verklaard, gelet op het sepotverzoek van de gemeente Tilburg waaruit blijkt dat betrokkene de overtreding niet heeft begaan.

Overwegingen

Termijnoverschrijding
Betrokkene heeft het beroep bij de kantonrechter te laat ingesteld. Voor het instellen van beroep geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 19 januari 2023. Het beroepschrift is echter pas op 23 januari 2023 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld.
In de uitnodiging voor de zitting is betrokkene erop gewezen dat als het beroep te laat is ingediend en daarvoor geen geldige reden is aangevoerd, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Betrokkene en haar partner hebben voor precies dezelfde overtreding op dezelfde dag beiden een beschikking ontvangen. Die van de partner van betrokkene is vernietigd en blijkens het dossier heeft de gemeente aan betrokkene meegedeeld dat de beschikking onterecht aan haar is opgelegd en dat zij zelf aan de officier van justitie moet vragen om vernietiging van de boete. Gelet op deze omstandigheid ziet de kantonrechter aanleiding het te laat instellen van beroep niet aan haar toe te rekenen.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Betrokkene heeft haar voertuig geparkeerd aan de zijde van de straat waar dit is toegestaan. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,00 dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: