ECLI:NL:RBZWB:2024:3368

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/421337 / JE RK 24-668
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een jeugdbeschermingszaak

Op 3 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een jeugdbeschermingszaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling met drie maanden te verlengen, tot 11 augustus 2024, in plaats van de door de gecertificeerde instelling (GI) verzochte zes maanden. De kinderrechter oordeelt dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd worden door de conflicten tussen de ouders en dat de GI de regie moet blijven voeren. Tijdens de mondelinge behandeling waren de ouders, de GI en hun advocaten aanwezig. De moeder heeft haar wantrouwen in de GI geuit, terwijl de vader het verzoek tot verlenging steunt. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders hun eigen aandeel in de situatie onder ogen zien en dat de GI meer regie moet voeren. De kinderrechter verwacht van de GI een update over de hulpverlening voor de kinderen en de voortgang van het traject bij Sterk Huis. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/421337 / JE RK 24-668
Datum uitspraak: 3 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERINGte Eindhoven,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2008 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2011 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 15 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hier geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijf bij de moeder en wonen in een week-op-week-af-regeling afwisselend bij beide ouders.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 11 februari 2021 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI tot 11 oktober 2021.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van [datum] 2021 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 11 oktober 2021 en tot 11 oktober 2022.
2.5.
Bij voornoemde beschikking is ook de gecertificeerde instelling Briedis Jeugdbeschermers met ingang van 1 augustus 2021 door de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Eindhoven vervangen als de gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
2.6.
Bij beschikking van de kinderrechter van 4 oktober 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd voor de duur van zeven maanden, met ingang van 11 oktober 2022 en tot 11 mei 2023 en is het resterende deel van drie maanden afgewezen.
2.7.
Bij beschikking van 4 mei 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd met ingang van 11 mei 2023 en tot 11 juni 2023.
2.8.
Bij beschikking van 9 juni 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd met ingang van 11 juni 2023 en tot 11 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van 6 maanden. Het traject bij Sterk Huis zit momenteel nog in de opstartfase. De ouders hebben ieder apart in februari 2024 een intake gehad bij Sterk Huis. De komende maanden kan dit traject verder worden geconcretiseerd en op de rit worden gezet. Het lukt de ouders niet om tot samenwerking te komen. Ook is er discussie geweest tussen de ouders over de verdeling van de feestdagen in december 2023. De GI heeft daarin tussen de ouders moeten bemiddelen. Er wordt gezien dat de ouders beiden het beste willen voor de kinderen, maar dat zij daarbij soms allebei eigen ideeën lijken te hebben over wat het beste is voor de kinderen. [minderjarige 1] is aangemeld bij [hulpverleningsorganisatie] voor hulpverlening gericht op psycho-educatie. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren door de strijd die de ouders nog steeds voeren onvoldoende ruimte om toe te komen aan hun ontwikkeltaken. [minderjarige 2] heeft tot op heden nog geen hulpverlening. Via Sterk Huis zou een kindbehartiger voor haar kunnen worden ingezet. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden zowel direct als indirect bedreigd in hun ontwikkeling op verschillende gebieden. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten nog steeds in een loyaliteitsconflict en worden bedreigd in hun autonomie- en identiteitsontwikkeling, persoonlijke ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en hechtingsontwikkeling. Daarnaast is het onbekend welke gevolgen de strijd tussen beide ouders heeft op de ontwikkeling van de kinderen op de langere termijn. Beide ouders verschillen van elkaar in visie en het gebrek aan communicatie hierover met elkaar. Ook hebben zij geen vertrouwen in elkaar. Het is aannemelijk dat er een risico bestaat dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een loyaliteitsconflict raken of tenminste loyaliteitsproblemen ervaren. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden hierbij belast met de voortdurende spanningen en het wantrouwen tussen de ouders, de kinderen voelen dat ouders elkaar niet altijd respecteren en niet met elkaar overweg kunnen. Dit geeft bij de kinderen de boodschap dat ze blijkbaar niet van beide ouders even veel kunnen of mogen houden of het bij beiden leuk mogen hebben, hetgeen hun loyaliteit naar beide ouders onder druk zet en geeft problemen op dit vlak. Tevens maakt dit dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun eigen wensen/behoeften opzij lijken te zetten voor het belang van hun ouders. Wanneer de hulpverlening van Sterk Huis is ingezet kan er na 3 maanden geëvalueerd worden. Indien de doelen niet behaald worden, zal de GI zich intern beraden op een vervolg van de maatregelen en een eventuele verlenging van de ondertoezichtstelling. Wanneer de doelen en voorwaarden wel behaald worden zal de GI de ondertoezichtstelling afsluiten en het gezin overdragen naar het vrijwillige kader. De GI wil een jeugdbeschermer uit de regio in gaan zetten omdat is gebleken dat een jeugdbeschermer op afstand niet goed heeft gewerkt.
4.2
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij geen vertrouwen meer heeft in de GI. Er wordt te weinig regie gevoerd door de GI en het werken met een jeugdbeschermer op afstand zoals nu gebeurt heeft ook geen meerwaarde. Er staan voor de zoveelste keer dingen in de rapportage van de GI die niet kloppen. De moeder wordt monddood gemaakt. De moeder heeft dan ook een klacht ingediend tegen de GI. De moeder maakt zich zorgen om de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. Op school doen ze het goed maar ze hebben wel ieder hun eigen huisje bij hun vader en hun moeder. Er is meer hulpverlening voor de kinderen nodig. [minderjarige 1] heeft een buddy van [hulpverleningsorganisatie] maar dat is veel te weinig voor zijn problematiek. In september 2023 is afgesproken dat [minderjarige 2] onderzocht zou worden door de gedragswetenschapper van de GI omdat er zorgen zijn over haar sociaal-emotionele ontwikkeling maar dat is nog niet gedaan. De moeder voert verweer tegen verlenging van de ondertoezichtstelling. De afgelopen jaren heeft de ondertoezichtstelling nauwelijks iets uitgewerkt en de moeder heeft haar vertrouwen in de GI verloren, mede ook door de vele wisselingen van jeugdbeschermer. De enige reden die de GI aanvoert om de ondertoezichtstelling te verlengen is om het traject bij Sterk Huis te monitoren. Dat is helemaal niet de rol van de GI. Er wordt niet concreet gewerkt aan de andere doelen van de ondertoezichtstelling. De ondertoezichtstelling is dan ook niet meer doelmatig. De GI heeft de afgelopen maanden nauwelijks iets gedaan. De moeder heeft de doorverwijzing naar Sterk Huis zelf geregeld. De ouders geven aan dat ze hun medewerking zullen verlenen aan het traject bij Sterk Huis dus ook daarin ligt de verlenging van de ondertoezichtstelling niet gelegen. Het werken aan een traject van parallel solo-ouderschap kan prima bij Sterk Huis. Mocht de kinderrechter van oordeel zijn dat de ondertoezichtstelling toch moet worden verlengd dan pleit de moeder voor een verlenging van drie maanden met aanhouding van het resterende deel. Dan is het aan de GI om over drie maanden een update te geven over de stand van zaken.
4.3
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij het eens is met het verzoek van de GI. Het is nodig dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Hij zelf had wel gehoopt dat de GI een langere verlenging van de ondertoezichtstelling had verzocht. De ondertoezichtstelling is nog echt nodig omdat het de ouders zelf niet lukt de situatie te verbeteren.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderen worden nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De kinderen zitten nog steeds klem tussen hun ouders en gebleken is dat het de ouders zelf niet lukt om de ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen weg te nemen. Het is nodig dat de GI de regie blijft voeren. De kinderrechter hoopt dat met de aanstelling van een jeugdbeschermer in de omgeving van de ouders er meer rust komt tussen hen. De uitvoering van de ondertoezichtstelling is met een jeugdbeschermer op afstand lastig gebleken. Het is op dit moment nog onduidelijk wat er uit het traject bij Sterk Huis gaat komen. Het is belangrijk dat de GI het traject bij Sterk Huis goed opvolgt zodat er toegewerkt kan worden naar een werkbare situatie en dat de kinderen de nodige hulpverlening krijgen.
Om vinger aan de pols te houden zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling niet voor de verzochte duur van 6 maanden, maar voor 3 maanden verlengen en wel tot 11 augustus 2024. De kinderrechter wil hiermee zicht houden op het verloop van de ondertoezichtstelling gedurende de komende maanden, met name om op te volgen hoe het contact tussen de ouders en de nieuwe jeugdbeschermer gaat lopen en ook op de uitkomst van de fase van analyse van het traject bij Sterk Huis. Het restant van het verzoek van de GI zal worden behandeld tijdens
de mondelinge behandeling op [datum] 2024 om [uur] voor de duur van 45 minuten ten overstaan van mr. Dijkman.
5.2.
De kinderrechter verwacht van de GI uiterlijk een week voor voornoemde zitting een update met daarin de stand van zaken. Uit dit verslag moet in ieder geval blijken of en zo ja, welke hulpverlening er voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is, dan wel zal worden ingezet. Ook verwacht de kinderrechter van de GI dat in het verslag wordt vermeld op welke punten zij vindt dat nog verder regie moet worden gevoerd.
5.3.
De kinderrechter verwacht van de ouders dat zij ieder naar hun eigen aandeel in de situatie gaan kijken en hun aandacht gaan richten op wat zij kunnen veranderen in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Van de GI verwacht de kinderrechter dat zij de ouders goed gaat opvolgen en ook verder gaat investeren in het contact met de moeder, nu er bij haar sprake is van dermate wantrouwen in de GI dat dit de samenwerking frustreert. Dit moet echt gaan veranderen. Het is aan de GI om de regie te voeren en samen met de ouders om de tafel te gaan om een goed plan voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te kunnen stellen.
5.4.
Ten overvloede en ter voorkoming van verdere discussie tussen de ouders over de zorgregeling merkt de kinderrechter op dat op basis van de zorgregeling die de rechtbank bij beschikking van 23 november 2022 heeft vastgelegd, de ouders alleen nog overleg moeten voeren over de invulling van Pasen en Pinksteren. De verdeling van de vakanties en overige feestdagen is al in voornoemde regeling vastgesteld en hoeft verder niet meer ter discussie te staan.
5.5.
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 11 mei 2024 en tot 11 augustus 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het restant van het verzoek van de GI aan tot
de mondelinge behandeling van [datum] 2024 om [uur] ten overstaan van mr. Dijkman voor de duur van 45 minuten, in het gerechtsgebouw aan de Kousteensedijk 2, 4331 JE Middelburg;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor voornoemde mondelinge behandeling voor de GI, de vader, de moeder en haar advocaat;
6.5.
bepaalt dat de minderjarigen bij aparte brief zullen worden opgeroepen voor een gesprek bij de kinderrechter.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024 door mr . Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 23 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.