In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het hoofdverblijf van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2013. De man en de vrouw, beiden vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben verzocht om vaststelling van het hoofdverblijf van de minderjarige. De zaak is behandeld met gesloten deuren op 11 april 2024, waarbij ook de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland (GI) aanwezig was. De GI heeft in haar verslag aangegeven dat de opvoedsituatie bij de vrouw voldoende veilig is, terwijl er nog geen zicht is op de opvoedsituatie bij de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw in staat is om een veilige opvoedomgeving te bieden en dat het in het belang van de minderjarige is om haar hoofdverblijf bij de vrouw te bepalen. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot vaststelling van het hoofdverblijf bij hem en het verzoek tot vaststelling van een zorgregeling tussen de vrouw en de minderjarige afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.