ECLI:NL:RBZWB:2024:3352

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/413813 / FA RK 23-4279
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vastlegging afspraken van partijen over de zorgregeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2024, gaat het om een verzoek van de man om een zorg- en contactregeling vast te stellen voor zijn minderjarige kinderen, geboren uit een eerdere relatie met de vrouw. De man verzoekt om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling van één dagdeel per veertien dagen, met de mogelijkheid tot uitbreiding naar een volwaardige omgangsregeling. De vrouw verzet zich tegen deze verzoeken en stelt dat er al contact is tussen de man en de kinderen, maar dat de man soms niet op komt dagen voor de afspraken. De rechtbank heeft de verzoeken van de man en de vrouw gehoord tijdens een mondelinge behandeling op 8 april 2024, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was.

De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is om een structurele zorgregeling vast te leggen. De rechtbank stelt vast dat partijen zijn overeengekomen dat er eens per twee weken op zondag van 13.00 uur tot 17.00 uur omgang zal plaatsvinden. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem komen te zitten tussen de ouders, en dat de man samen met de vrouw belast zal worden met het gezag over de kinderen. De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

De rechtbank legt de afspraken vast en benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders voor de ontwikkeling van de kinderen. De beschikking is gegeven door mr. Zuijdweg en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Duerink-Bottinga.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/413813 / FA RK 23-4279
datum uitspraak: 7 mei 2024
beschikking betreffende gezag en omgang
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C. van der Poel te Hoogerheide.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 12 september 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 13 oktober 2023 ontvangen gewijzigd verzoekschrift;
- het op 26 maart 2024 ontvangen aanvullend verzoekschrift;
- het op 28 maart 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 8 april 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen bijgestaan door hun advocaten. Voor de man was aanwezig een tolk in de taal Tigrinya.Tevens was aanwezig een zittingsvertegenwoordigster namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie de navolgende thans nog minderjarige kinderen zijn geboren:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2018;
-
[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2022.
2.2
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3
De vrouw oefent van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarigen uit.
2.4
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.5
De vrouw en de minderjarigen hebben de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Eritrese nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt, na aanvulling:
- te bepalen dat er een zorg- en contactregeling zal gelden ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen, te weten één dagdeel per veertien dagen in het weekend, uit te breiden naar een volwaardige omgangsregeling één keer in de veertien dagen een weekend, ook als de man zelfstandige woonruimte heeft c.q. daarover kan beschikken om tot invulling van een dergelijke regeling te geraken;
- te bepalen dat partijen voortaan het gezamenlijk gezag zullen uitoefenen over de minderjarige kinderen van partijen.
3.2
De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Door en namens de man wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, uit welke relatie de twee minderjarigen zijn geboren. Sinds het uiteengaan van partijen lukt het niet om afspraken met elkaar te maken over het contact tussen de man en de kinderen. De relatie met de vrouw is vertroebeld. De man heeft de kinderen nu al drie weken niet gezien. Het is lastig om met de vrouw afspraken te maken over de omgang. Als de man bij de vrouw thuiskomt, is zij er vaak niet. Ook neemt zij de telefoon niet altijd op. Het is voor de ontwikkeling en de identiteitsvorming van de kinderen van belang dat er contact komt tussen de man en de kinderen. De man begrijpt dat deze omgang zal moeten worden opgebouwd. Daarnaast wil de man, net als de vrouw, met het gezag over de minderjarigen worden belast. De man wil betrokken worden bij de dagelijkse beslissingen over de kinderen en in gezamenlijkheid met de vrouw deze beslissingen nemen. Het wettelijk uitgangspunt is dat beide ouders met het gezag over de kinderen zijn belast. Er doen zich geen contra-indicaties voor die maken dat gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen is. De man verzoekt om een einduitspraak.
4.2
Door en namens de vrouw wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat er sinds het uiteengaan van partijen wel contact is tussen de man en de kinderen. Er vindt gewoon omgang plaats en er is contact over de kinderen. De man komt echter soms weken achter elkaar niet opdagen voor de omgang en laat dan niets weten. De vrouw vindt het van belang dat er een structurele zorgregeling wordt vastgelegd die inhoudt dat er één dagdeel per twee weken omgang plaatsvindt tussen de man en de kinderen. In de toekomst kunnen partijen samen overleggen over uitbreiding van de omgang. Hiervoor is het wel van belang dat de man beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats. Hulpverlening ter verbetering van de communicatie tussen partijen is vooralsnog niet nodig. De vrouw verzet zich tegen belasting van de man met het gezag over de kinderen. De vrouw neemt alle beslissingen ten aanzien van de kinderen en de man reageert nauwelijks op berichten van de vrouw over de kinderen. Daarnaast is de man vaak onbereikbaar en niet beschikbaar om mee te beslissen omtrent de kinderen. Ook geeft hij stelselmatig geen toestemming aan de vrouw voor bezoek van haar met de kinderen aan familie in Engeland of Duitsland. Mocht de man mede met het gezag over de kinderen worden belast dan zal dit alleen maar tot meer discussie leiden. De vrouw vreest dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen partijen als zij gezamenlijk het ouderlijk gezag gaan uitoefenen. Zij verzoekt om een einduitspraak.
4.3
De Raad voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat het in het belang van de kinderen is om een structurele zorgregeling tussen de man en de kinderen vast te leggen. Partijen geven tijdens de mondelinge behandeling de voorkeur aan een dagdeel in het weekend. Wat de Raad betreft zou het niet uit moeten maken op welk dagdeel de man omgang met de kinderen heeft. Wel is het van belang dat partijen een vast dagdeel met elkaar afspreken waarop de omgang plaatsvindt en dat zij ook afspreken dat zij één of twee dagen van tevoren met elkaar afspreken hoe zij de overdracht vormgeven en hoe de omgang wordt ingevuld. Partijen kunnen samen afspraken maken over uitbreiding van de omgang op het moment dat de man beschikt over eigen, vaste woonruimte. De Raad adviseert om het verzoek van de man omtrent het gezamenlijk gezag aan te houden. Op dit moment is de omgang nog te onregelmatig en vindt deze volledig op regie van de vrouw plaats. Er wordt initiatief gemist vanuit de kant van de vader. Het is op dit moment nog te vroeg voor een onderzoek door de Raad. Eerst moeten partijen samen tot nadere afspraken over de omgang komen en als blijkt dat de omgang goed verloopt zouden partijen samen met elkaar in overleg moeten over het gezamenlijk gezag.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.4
De Nederlandse rechter is bevoegd van de verzoeken kennis te nemen aangezien de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Op dezelfde grond is op de gezagsvoorziening Nederlands recht van toepassing.
Omgangsregeling
4.5
De rechtbank oordeelt als volgt. In artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) staat dat een ouder zonder gezag over het kind en iemand die een nauwe persoonlijke band met een kind heeft, recht heeft op omgang met het kind. De rechtbank kan op verzoek van één ouder of op verzoek van de ouders samen een omgangsregeling vaststellen. De rechtbank kan een ouder ook het recht op omgang ontzeggen. Dat kan alleen als er sprake is van één van de volgende omstandigheden:
  • omgang zou schadelijk zijn voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind;
  • de ouder is ongeschikt of niet in staat tot omgang met het kind;
  • het kind is twaalf jaar of ouder en heeft laten weten dat hij echt geen contact met de ouder wil;
  • er is een andere reden waarom omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
4.6
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat er eens per twee weken op zondag van 13.00 uur tot 17.00 uur omgang tussen de man en de minderjarigen zal plaatsvinden. Partijen zullen één of twee dagen voorafgaand aan het omgangsmoment overleg hebben met elkaar over de locatie waar de omgang plaatsvindt. Partijen zullen in overleg met elkaar de mogelijkheden van uitbreiding van de omgang onderzoeken. De rechtbank zal deze tussen partijen gemaakte afspraken vastleggen.
Gezamenlijk gezag
4.7
De rechtbank oordeelt als volgt. In artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de vader van het kind, als hij het gezag mag krijgen, de rechtbank kan verzoeken hem ook, dus samen met de moeder, het gezag te geven. Hij mag dit gezag dan niet eerder al met de moeder hebben gehad. Verder staat in dat artikel dat dit verzoek alleen kan worden afgewezen als het risico bestaat dat het kind anders erg klem komt te zitten tussen zijn of haar ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen korte tijd genoeg verbetering komt. Het verzoek kan ook worden afgewezen als dat om een andere reden in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.8
Het wettelijk uitgangspunt is dat ouders gezamenlijk het gezag over hun kind dragen en dat alleen wanneer sprake is van ernstige contra-indicaties hiervan kan worden afgeweken. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders beslissingen betreffende hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, ofwel dat zij in staat mogen worden geacht dit binnen een redelijke termijn te kunnen. Een en ander vereist een minimaal vermogen tot positieve communicatie tussen de ouders. Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt niet van zodanige omstandigheden die zouden moeten leiden tot een uitzondering op het wettelijk uitgangspunt dat beide ouders gezamenlijk het gezag over de minderjarigen uitoefenen. De rechtbank is van oordeel dat er bij belasting van de man met het gezag over de minderjarigen geen onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarigen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Er is tussen partijen geen sprake van een dermate verstoorde communicatie dat beslissingen ten aanzien van de minderjarigen niet in gezamenlijkheid kunnen worden genomen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat partijen contact hebben met elkaar over de minderjarigen, dat zij in overleg met elkaar zijn gegaan over de omgang tussen de man en de minderjarigen en tijdens de mondelinge behandeling afspraken hebben gemaakt over de omgang tussen de man en de minderjarigen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de man dan ook samen met de vrouw belasten met het gezag over de minderjarigen, mede omdat niet is gebleken van feiten of omstandigheden die meebrengen dat afwijzing van het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag om een andere reden in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is. De rechtbank ziet, anders dan de Raad, ook geen reden om deze beslissing aan te houden.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.9
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
bepaalt dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2018 en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2022;
5.2
bepaalt dat de man en genoemde minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2018 en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2022,
in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar éénmaal per twee weken op zondag van 13:00 uur tot 17:00 uur, nader in onderling overleg door partijen te regelen;
5.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Zuijdweg en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.