ECLI:NL:RBZWB:2024:335

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_10584
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen door het UWV inzake een aanvraag op basis van de Wet WIA

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres, een B.V. uit [plaats], heeft ingesteld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) omdat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 19 april 2022 tot herbeoordeling van een (ex-)werknemer in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank stelt vast dat het UWV op de aanvraag had moeten beslissen voor 15 juni 2022, maar dat deze termijn inmiddels is verstreken. Eiseres heeft het UWV op 23 juni 2022 in gebreke gesteld, waarna er geen besluit is genomen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet onredelijk laat is ingediend, omdat eiseres op het moment van indienen van het beroep nog redelijkerwijs een besluit van het UWV mocht verwachten.

De rechtbank legt het UWV op om binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het UWV het griffierecht van € 365,- en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert op 26 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10584

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 19 april 2022 tot herbeoordeling van een (ex-)werknemer in het kader van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Wanneer eindigde de beslistermijn?
3. Het UWV beslist op de aanvraag binnen acht weken. [2] Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 19 april 2022, welke het UWV heeft ontvangen op 20 april 2022. Het UWV had uiterlijk op 15 juni 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het UWV moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft het UWV op 23 juni 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Is het beroep onredelijk laat ingediend?
4. Het beroep is ingediend op 27 oktober 2023. Voor de beoordeling of het beroep onredelijk laat is ingediend, is van belang vast te stellen of eiseres op het moment dat zij beroep instelde redelijkerwijs nog een besluit van het UWV mocht verwachten. [3] De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is en dat het beroep daarom niet onredelijk laat is ingesteld.
4.1.
Nu het beroep niet onredelijk laat is ingediend, is het beroep kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn wordt aan het UWV opgelegd?
5. Omdat het UWV nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
5.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. In het verweerschrift van
17 november 2023 heeft het UWV uitgelegd dat het tot op heden nog niet is gelukt om een beslissing af te geven en dat naar alle waarschijnlijkheid de werknemer eind december 2023 wordt opgeroepen voor het spreekuur met de verzekeringsarts waarna de verwachting is dat binnen drie maanden alsnog een beslissing kan worden afgegeven.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op de aanvraag te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat het UWV vier maanden de tijd krijgt de beslissing te nemen.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
6. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het UWV de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen vier maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
C.J.M. Hendrickx, griffier, op 26 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 4:13 van de Awb.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3879.