Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- de moeder, bijgestaan door mr. Kouijzer;
- de vader, bijgestaan door mr. Mink;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 12 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. De Beer, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI). De GI had verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, omdat er nog steeds sprake was van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen. De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen de verlenging.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de eerdere ondertoezichtstellingen en de voortgang van de ouders in hun opvoedcapaciteiten. Ondanks eerdere maatregelen en hulpverlening, zoals ouderschapsbemiddeling, zijn de gestelde doelen nog niet behaald. De moeder heeft zorgen geuit over de omgang tussen de kinderen en de vader, maar de GI deelt deze zorgen niet. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de kinderen te blijven volgen en om de ouders verantwoordelijk te houden voor hun opvoedverplichtingen.
De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de verlenging van de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, ook in het geval van hoger beroep. De ondertoezichtstelling is verlengd van 17 april 2024 tot 17 april 2025, met als doel de ontwikkeling van de minderjarigen te waarborgen en verdere escalatie tussen de ouders te voorkomen.