In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat de minister van Infrastructuur en Waterstaat volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag van 30 juni 2023 om afgifte van een gecorrigeerd bemanningscertificaat voor het zeegaande zeilschip. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn van acht weken heeft beslist op de aanvraag, die uiterlijk op 25 augustus 2023 had moeten worden afgehandeld. Eiseres heeft de minister op 28 augustus 2023 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank kan niet ingaan op de stelling van de minister dat de aanvraag geen aanvraag zou zijn, omdat het beroep zich enkel richt tegen het niet tijdig nemen van een beslissing.
De rechtbank bepaalt dat de minister alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt ook de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat de minister de hoogte van de dwangsom niet heeft vastgesteld.
Omdat het beroep gegrond is, moet de minister het griffierecht van € 365,- aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres een vergoeding van € 437,50 voor haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en openbaar gemaakt op 25 januari 2024.