Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 387.271,85, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 190,38, voor vergoeding van reiskosten;
- € 13.650,00, voor vergoeding van de kosten van het tijdsverzuim;
- € 5.000,00, voor de kosten voor het indienen van het verzoekschrift en de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- het vonnis van de meervoudige kamer van 9 september 2021 waarbij het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is verklaard;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
- het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling van 14 oktober 2022;
- de schriftelijke reactie van de advocaat met daarin onder andere de vermindering van het bedrag waarvan vergoeding wordt verzocht tot € 320.062,16 vanwege ten onrechte gevorderde btw.
exclusief btw. Op dit bedrag mag nog € 1.200,00 in mindering worden gebracht voor de post die betrekking heeft op het opstellen van een blog op de website van [advocatenkantoor] . De post ‘kosten voor het indienen van het verzoekschrift en de behandeling in raadkamer’ is bij de behandeling in raadkamer mondeling gewijzigd in
2.De beoordeling
- € 318.862,16, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 25.055,50, voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift en de behandeling daarvan in raadkamer.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat er een grote overlap zit tussen de feiten
3.De beslissing
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek voor zover het ziet op kosten volgend uit de klaagschriftprocedure;
- wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding voor het overige af.