Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
op de mondelinge behandeling van [datum] 2024 om [uur] .Alle betrokkenen hebben hiermee ingestemd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een provisionele voorziening in het kader van het ouderschapsplan van partijen. De man, verzoeker, heeft verzocht om wijziging van het ouderschapsplan, zodat hij voorlopig recht zou hebben op contact met zijn minderjarige kind, [minderjarige], onder bepaalde voorwaarden. De vrouw, verweerster, heeft hiertegen verweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een hoofdzaak aanhangig is en dat het verzoek van de man voldoende samenhang vertoont met deze hoofdzaak. Tijdens de mondelinge behandeling zijn er echter aanzienlijke tegenstrijdigheden naar voren gekomen in de rapportages van de gecertificeerde instelling (GI) over de ondertoezichtstelling van de minderjarige. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende informatie beschikbaar is om een beslissing te nemen over het verzoek van de man. Er zijn goede afspraken gemaakt over de ondertoezichtstelling en het stappenplan voor contactherstel, maar de rechtbank achtte het noodzakelijk om eerst meer duidelijkheid te krijgen over de situatie van de minderjarige. Daarom heeft de rechtbank besloten het verzoek van de man af te wijzen, omdat een beslissing op dit moment niet meer nodig was. De uitspraak is mondeling gedaan en op schrift gesteld op 22 mei 2024.