ECLI:NL:RBZWB:2024:3315

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/421813 / JE RK 24-761
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met aandacht voor contactherstel tussen ouders en kind

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 7 november 2018 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling opnieuw te verlengen voor de duur van een jaar. Tijdens de mondelinge behandeling waren de ouders, vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er veel onduidelijkheid bestaat over de ontwikkelingen in de afgelopen periode, met tegenstrijdige rapportages over de betrokkenheid van de ouders en de voortgang van de hulpverlening. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de minderjarige nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat er behoefte is aan verdere begeleiding en contactherstel tussen de minderjarige en haar vader. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 6 augustus 2024, met de nadruk op het belang van contact tussen de minderjarige en haar vader. De GI is verzocht om een briefrapport te overleggen over de actuele stand van zaken voorafgaand aan de volgende mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/421813 / JE RK 24-761
Datum uitspraak: 15 mei 2024
Nadere beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING, gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. drs. N. Wouters te Middelburg.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het nadere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 6 mei 2024, en alle daarin opgenomen stukken;
- de stelbrief van mr. drs. Wouters van 7 mei 2024.
1.2.
Op 15 mei 2024 heeft de kinderrechter het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de [minderjarige] gelijktijdig met het provisionele verzoek van de vader tot wijziging van de zorgregeling (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/420297 / FA RK 24-1300) tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Op het verzoek van de vader zal bij separate beschikking worden beslist.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 7 november 2018 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 7 november 2018 en tot 7 november 2019. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, laatstelijk tot 23 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter nog een beoordeling geven over het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , te weten voor de periode van 23 mei 2024 en tot 6 mei 2025.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling brengt de GI naar voren dat het landelijk doorstroomteam de afgelopen periode, na de uitval van de eerdere betrokken jeugdbeschermer, bij de ouders en [minderjarige] betrokken is geweest. Vanwege wat onduidelijkheid over de gang van zaken in dit dossier binnen de GI, het gebrek aan een vaste jeugdbeschermer en het werken op afstand zijn er grote verschillen ontstaan in de rapportages en overige stukken ten aanzien van het verloop en de ontwikkelingen van de afgelopen maanden. Op dit moment kan de GI niet aangeven wat er daadwerkelijk is voorgevallen en wat nu de stand van zaken is. Inmiddels zijn er twee nieuwe, vaste jeugdbeschermers voor de ouders en [minderjarige] beschikbaar. De komende tijd moet er verder worden gewerkt aan contactherstel tussen [minderjarige] en de vader, waar het eerder opgestelde stappenplan (verder) voor gevolgd moet worden. De GI vindt het belangrijk dat er een vorm van contact blijft tussen [minderjarige] en de vader, zeker nu daar in het verleden niet altijd sprake van was. Ook moet er met [minderjarige] en de kindercoach worden gesproken om te kijken hoe het met [minderjarige] gaat en wat haar behoeftes zijn. Op basis daarvan kunnen vervolgstappen worden gezet. Daarbij zal ook worden gekeken naar de mogelijkheden tot overleg tussen de ouders.
4.2.
De moeder stemt in met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De betrokkenheid van de vorige jeugdbeschermer heeft er volgens de moeder toe geleid dat de situatie tussen de ouders en van [minderjarige] enkel verder achteruit is gegaan. Zo is het niet gelukt om uitvoering te geven aan het opgestelde stappenplan voor contactherstel tussen de vader en [minderjarige] . De moeder staat grotendeels achter dit plan en vindt het belangrijk dat daar aan gewerkt gaat worden. Zij hoopt dat de nieuwe jeugdbeschermers dat met de ouders voor elkaar zullen krijgen. Verder geeft de moeder aan dat zij er alles aan doet om [minderjarige] te stimuleren in het contact met de vader. Zo zet zij de kaartjes van de vader in huis neer. Ook is [minderjarige] gisteren gestart met videobellen met de vader. [minderjarige] heeft desgevraagd aan de kindercoach laten weten dat zij dat het liefst om de week doet.
4.3.
Door en namens de vader wordt ook ingestemd met het verzoek. De vader merkt op dat hij elke maand of om de twee weken kaartjes aan [minderjarige] schrijft. Deze stuurt hij naar de kindercoach. Het is jammer dat het vanwege ziekte en uitval van de eerdere jeugdbeschermer in eerste instantie lange tijd heeft geduurd voordat deze kaartjes [minderjarige] hebben bereikt. Verder heeft de vader afgelopen week voor het eerst met [minderjarige] gebeld met beeld. Volgens de vader vond [minderjarige] dat wel leuk, maar heeft zij ook tijd nodig. De vader vindt het mede daarom erg belangrijk dat beide ouders positief over elkaar (blijven) praten in het bijzijn van [minderjarige] . De advocaat merkt tot slot op dat het belangrijk is dat de GI gaat kijken naar de vooraankondiging van de schriftelijke aanwijzing aan de moeder nu de inhoud daarvan niet overeenkomt met de rapportage van de GI. Het is voor de beide ouders belangrijk dat daar duidelijkheid over gaat ontstaan.
4.4.
De Raad adviseert om spoedig het opgestelde stappenplan voor contactherstel tussen [minderjarige] en de vader te hervatten. Hoe langer daarmee gewacht wordt, hoe moeilijker dat voor [minderjarige] wordt. De te nemen stappen moeten goed worden afgestemd op de behoeftes van [minderjarige] , maar het is in ieder geval erg belangrijk dat er wekelijks contact is tussen [minderjarige] en de vader, zodat [minderjarige] daarin structuur ervaart. Daardoor zal het ook makkelijker worden voor [minderjarige] om contact met de vader te hebben dan wanneer er steeds gedurende een periode van twee weken geen contact is.

5.De nadere beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] als bedoeld in artikel 1:260 BW, in samenhang gelezen met artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] daarom verlengen tot 6 augustus 2024, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Zij zal hieronder toelichten waarom zij deze beslissing neemt.
5.4.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat er op dit moment erg veel onduidelijkheid bestaat over het verloop en de ontwikkelingen van de afgelopen periode. De rapportages en overige stukken bevatten daarover aanzienlijke tegenstrijdigheden. Enerzijds wordt aangegeven dat de ouders de afgelopen tijd positieve stappen hebben gezet en zich inzetten voor de hulpverlening. Anderzijds wordt aangegeven dat de ouders de afgelopen periode niet verder zijn gekomen in onder andere het te volgen stappenplan voor contactherstel, dat de moeder dit zou tegenwerken, dat er sprake is van een verstoorde samenwerking met de GI, dat de hulpverlening niet van de grond komt en de zorgen over [minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder enkel toenemen. De GI heeft hier tijdens de mondelinge behandeling geen opheldering over kunnen geven nu zij onvoldoende zicht heeft op wat er de afgelopen tijd daadwerkelijk is gebeurd. Dit vindt de kinderrechter erg zorgwekkend en niet in het belang van [minderjarige] . Het is de kinderrechter echter wel duidelijk geworden dat de eerdere zorgen over het gebrek aan structureel en onbelast contact tussen de vader en [minderjarige] en het gebrek aan een constructieve samenwerking tussen de ouders nog onvoldoende zijn weggenomen. Ook zijn de doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gesteld nog niet behaald. Daaruit blijkt naar het oordeel van de kinderrechter dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter stelt voorts op basis van het gesprek tijdens de mondelinge behandeling vast dat de ouders weliswaar bereid zijn om hierbij hulpverlening te accepteren, maar dat zij hiervan nog onvoldoende hebben kunnen profiteren en daarom nog niet in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] zelfstandig weg te nemen. Daarom vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat er de komende tijd nog een regievoerder bij [minderjarige] en haar ouders betrokken blijft.
5.5.
Voor de komende periode vindt de kinderrechter het van groot belang dat de ouders spoedig kennis maken met de nieuwe, vaste jeugdbeschermers en er vervolgens duidelijke afspraken worden gemaakt over de inzet van het stappenplan ten aanzien van het contactherstel tussen de vader en [minderjarige] en de overige benodigde hulpverlening, en daar afhankelijk van de behoeftes van [minderjarige] ook daadwerkelijk stappen in worden gezet. De kinderrechter vindt het zeer belangrijk dat er wordt toegewerkt naar een vorm van omgang met de vader en dat er in deze omgang blijvend rust en stabiliteit voor [minderjarige] gaat ontstaan. Het belang van [minderjarige] blijft daarin altijd leidend. Omdat de kinderrechter het gelet op het verloop van de afgelopen periode en de onduidelijkheid waar thans sprake van is belangrijk vindt om de komende tijd vinger aan de pols te houden, zal zij het verzoek van de GI tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] deels toewijzen tot 6 augustus 2024 en voor het overige aanhouden. Het resterende deel van het verzoek zal nader worden behandeld
op de mondelinge behandeling van [datum] 2024 om [uur], gelijktijdig met het verzoek van de vader tot wijziging van de zorgregeling, bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/420299 / FA RK 24-1301. Uiterlijk een week voorafgaand aan de genoemde mondelinge behandeling dient de GI de kinderrechter, de ouders (en hun advocaten) en de Raad middels een briefrapport te voorzien van de actuele stand van zaken in het kader van de ondertoezichtstelling, waarbij ook inzichtelijk wordt gemaakt wat er de afgelopen periode nu daadwerkelijk is gebeurd en er zicht wordt verkregen op (het welzijn en de behoeftes van) [minderjarige] door het overleggen van verslagen van de kindercoach.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 23 mei 2024 en tot 6 augustus 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de GI, de moeder, de (advocaat van de) vader en de Raad op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, in het gerechtsgebouw aan Kousteensedijk 2 te Middelburg
op [datum] 2024 te [uur] ,teneinde nader op het verzoek te worden gehoord ten overstaan van de kinderrechter, mr. I. Dijkman. Dit verzoek zal gelijktijdig worden behandeld met het verzoek van de vader tot wijziging zorgregeling, bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/420299 / FA RK 24-1301. De mondelinge behandeling zal ongeveer 75 minuten duren;
6.4.
verzoekt de GI uiterlijk een week voorafgaand aan de mondelinge behandeling een briefrapport zoals overwogen onder r.o. 5.5 aan de kinderrechter over te leggen, zulks onder gelijktijdige verstrekking aan de overige belanghebbenden;
6.5.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 22 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.