ECLI:NL:RBZWB:2024:3301

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
02-297515-23; 02-094864-24 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorbereiden van de vervaardiging van amfetamine, MDMA en GHB, opzettelijk aanwezig hebben van deze middelen, voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en in voorraad hebben van ketamine

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorbereiden van de vervaardiging van amfetamine, MDMA en GHB, het opzettelijk aanwezig hebben van deze middelen, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en het in voorraad hebben van ketamine. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 mei 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 9 november 2023 samen met anderen betrokken was bij de productie en handel in harddrugs, en dat hij opzettelijk deze middelen aanwezig had in zijn woning. De rechtbank achtte het bewijs overtuigend, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte geen wetenschap had van de drugs en het vuurwapen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte als hoofdbewoner verantwoordelijk was voor de in zijn woning aangetroffen goederen en dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De uitspraak is gedaan op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, de Opiumwet, de Wet Wapens en Munitie, en de Geneesmiddelenwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-297515-23; 02-094864-24 (gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 22 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Nieuwegein
raadsman mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-297515-23:
feit 1:samen met anderen de in- en/of uitvoer, productie en handel in amfetamine, MDA,
MDMA en GHB heeft voorbereid, dan wel bevorderd;
feit 2:zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de productie en handel in
amfetamine, MDA, MDMA en GHB, dan wel die verdovende middelen aanwezig
heeft gehad;
feit 3:een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad;
02-094864-24:
zich schuldig heeft gemaakt aan het zonder registratie in voorraad hebben, produceren, handelen en in- en/of uitvoeren van 34,8 kilo ketamine, dan wel in die stof groothandel heeft gedreven.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 november 2023 samen met een ander opzettelijk 1.148,1 gram amfetamine, ruim 42.000 Xtc-pillen en ongeveer 950 milliliter GHB in zijn woning aanwezig heeft gehad. Bovendien heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorbereiden van het verstrekken en vervoeren van die verdovende middelen. Daarnaast acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een vuurwapen en kogelpatronen voorhanden had en dat hij 34,8 kilogram ketamine in voorraad had zonder dat hij daartoe een vergunning had.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van feit 2 (02-297515-23). Daartoe voert de verdediging aan dat niet kan worden bewezen dat verdachte drugs heeft geproduceerd. Evenmin kan worden bewezen dat hij wetenschap had van de in zijn woning aangetroffen drugs (feit 2) en de in de kamer aangetroffen goederen waarmee voorbereidingshandelingen zijn verricht (feit 1). Anderen, waaronder zijn stiefzoon hadden toegang tot zijn woning. Indien de rechtbank daar niet in meegaat, stelt de verdediging zich op het standpunt dat er vrijspraak dient te volgen voor het opzettelijk aanwezig hebben van blokken MDA. Daarnaast dient de hoeveelheid amfetamine die in de tenlastelegging is opgenomen naar beneden te worden bijgesteld. Ten aanzien van feit 3 (02-297515-23) voert de verdediging eveneens aan dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Voor wat betreft de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 02-094864-24 is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een volledige bewezenverklaring kan komen nu niet de gehele 35 kilogram door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: ‘NFI’) positief op ketamine is getest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op 9 november 2023 is de politie de woning van verdachte aan [adres] te [plaats] binnengetreden naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen dat in die woning een drugsvoorraad van [naam] (hierna: ‘ [naam] ’) zou liggen. Verdachte is de enige bewoner (en daarmee hoofdbewoner) van deze woning. De verbalisanten troffen in de woning een afgesloten kamer op de eerste verdieping aan, waar goederen zijn aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij het bewerken en verwerken van hard- en softdrugs. Daarnaast zijn in deze kamer en in de woonkamer, slaapkamer en de vriezer in het washok van de woning verdovende middelen aangetroffen. Uit nader onderzoek van de politie en het NFI is genoegzaam gebleken dat het gaat om 1.148,1 gram amfetamine in de vriezer, 42.267 pillen MDMA in de woonkamer en de afgesloten kamer, 950 milliliter GHB in de afgesloten kamer en een hoeveelheid ketamine in de slaapkamer. De rechtbank gaat ervan uit dat hoewel er slechts twee van de drie zakken MDMA pillen zijn getest ook de derde zak MDMA pillen betreffen gelet op het feit dat de zakken bij elkaar in dezelfde doos zaten en de pillen dezelfde kleur hebben. De politie heeft daarnaast nog een vuurwapen en kogelpatronen aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij geen wetenschap had van de in zijn woning aanwezige middelen, goederen en ook niet van het wapen en de munitie.
02-297515-23:
Gelet op de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank eerst feit 2 op de tenlastelegging behandelen en daarna feit 1.
Feit 2:
Onder feit 2 is tenlastegelegd dat verdachte op 9 november 2023 opzettelijk en in vereniging harddrugs heeft geproduceerd, verhandeld en vervoerd, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad in zijn woning.
Productie, handel en vervoeren van drugs
Hoewel de aangetroffen middelen en goederen een aanwijzing zijn dat er in de woning van verdachte daadwerkelijk drugs is bewerkt of verwerkt, kan op grond van het dossier niet worden vastgesteld wanneer en door wie dat is gedaan. De rechtbank is van oordeel dat het dossier dan ook geen aanknopingspunten bevat voor het produceren van, handelen in en vervoeren van drugs door verdachte op de tenlastegelegde datum, 9 november 2023, en zal verdachte daarvan vrijspreken. Verdachte heeft de drugs op deze datum wel in zijn woning aanwezig gehad.
Opzet op aanwezig hebben?
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte deze drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. Daarvoor is vereist dat verdachte wetenschap had van de drugs en dat hij de beschikkingsmacht over die drugs had. De rechtbank neemt daarbij als uitgangspunt dat een hoofdbewoner geacht wordt te weten welke goederen er zich in zijn woning bevinden en dat hij verantwoordelijk is voor de in zijn woning aanwezige goederen, tenzij er omstandigheden aannemelijk worden waaruit voortvloeit dat dit anders is.
De drugs zijn op verschillende plaatsen in de woning van verdachte aangetroffen, te weten in de vriezer, in de woonkamer naast de trap en in een afgesloten kamer op de eerste verdieping. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij alleen woonde, maar dat hij voornoemde afgesloten kamer op de eerste verdieping beschikbaar stelde aan [naam] om spullen op te slaan. Verdachte heeft verklaard dat hij niet op deze kamer kwam, maar dat hij wel een sleutel van de kamer had. Nu verdachte de hoofdbewoner van de woning is en ook toegang had tot de afgesloten kamer op de eerste verdieping, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de feitelijke beschikkingsmacht heeft gehad over alle in de woning aangetroffen drugs.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in zijn woning en dat hij niet in de afgesloten kamer kwam. Hij heeft verklaard dat hij wel eens spullen in zijn woning tegen kwam, maar dat die spullen van een ander waren en dat hij zich niet bezighield met wat voor spullen dit dan precies waren.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij geen wetenschap had van de drugs ongeloofwaardig en stelt dat deel van zijn verklaring terzijde. De drugs is, zoals hiervoor overwogen, op meerdere plaatsen in de woning aangetroffen en niet enkel in de afgesloten kamer. Zo is in de woonkamer in het zicht een doos met drie zakken met daarin in totaal 42.267 pillen MDMA aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat verdachte daarvan wetenschap moet hebben gehad nu hij zich dagelijks in de woning bevond. Daar komt bij dat op het moment dat de politie op de afgesloten kamer stuitte, verdachte geen toestemming gaf om deze kamer te betreden, omdat het de knutselkamer van zijn dochter zou zijn. Dat was kennelijk niet overeenkomstig de waarheid. Niet valt in te zien waarom verdachte dit zou verklaren als hij niet wist wat zich in die kamer bevond. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte, naast beschikkingsmacht, ook wetenschap had van de in de woning aanwezige drugs, waardoor sprake is van het opzettelijk aanwezig hebben van deze drugs.
Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat in de woning blokken MDA zijn aangetroffen. Verdachte zal van dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Dat geldt eveneens voor de overige ten laste gelegde hoeveelheid amfetamine.
Medeplegen
Nu niet enkel verdachte, maar ook [naam] beschikte over een sleutel van de woning en zij na de inval meerdere malen met elkaar hebben gebeld, hetgeen verdachtes verklaring dat de drugs van [naam] waren ondersteunt, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden, zodat sprake is van medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 1.148,1 gram amfetamine, 42.267 pillen MDMA en 950 milliliter GHB.
Feit 1:
Onder feit 1 is tenlastegelegd dat verdachte op 9 november 2023 opzettelijk en in vereniging de handel in en de productie van drugs heeft voorbereid en/of bevorderd.
In de afgesloten kamer zijn vacumeermachines, een sealmachine en weegschalen aangetroffen. Dit betreffen voorwerpen bestemd tot het bewerken en verwerken van drugs. Gelet op hetgeen is overwogen ten aanzien van wetenschap en beschikkingsmacht onder feit 2, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als hoofdbewoner van de woning wetenschap heeft gehad van de aldaar aanwezige goederen en dat hij ook de beschikkingsmacht over deze goederen had. De goederen stonden bovendien in het zicht in de kamer. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwerpen voorhanden heeft gehad om opzettelijk en in vereniging de vervaardiging van amfetamine, MDMA en GHB voor te bereiden en te bevorderen.
Feit 3:
Onder feit 3 is tenlastegelegd dat verdachte op 9 november 2023 een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen en/of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat verdachte de feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken. Ook voor wat betreft dit feit neemt de rechtbank als uitgangspunt dat de hoofdbewoner geacht wordt te weten welke goederen zich in zijn woning bevinden en dat hij verantwoordelijk is voor de in zijn woning aanwezige goederen, tenzij er omstandigheden aannemelijk worden waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is.
Het vuurwapen en de munitie zijn aangetroffen in de lade van een kastje in de afgesloten kamer op de eerste verdieping. Dit is dezelfde kamer als die waarin de drugs en de goederen bestemd om drugs te bewerken en verwerken zijn aangetroffen, zoals onder de feiten 1 en 2 bewezen is verklaard. Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen en de munitie niet in zijn woning heeft gelegd, dat hij niet wist van wie deze goederen waren en dat hij ook niet wist dat deze in zijn woning lagen. Gelet op de plaats waar het wapen en de munitie zijn aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat van verdachte daarvoor een redelijke verklaring mag worden verlangd. Nu verdachte die redelijke verklaring niet heeft gegeven, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich bewust was van het wapen en de munitie en dat hij ook over dat wapen en die munitie heeft kunnen beschikken. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 november 2023 een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
02-094864-24:
Onder dit parketnummer in tenlastegelegd dat verdachte op 9 november 2023 opzettelijk en zonder registratie 34,8 kilogram ketamine in voorraad heeft gehad.
De ketamine is verdeeld over zeven zakken aangetroffen in de slaapkamer van verdachte. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij wist dat de zakken onder zijn bed lagen, maar dat hij niet wist dat het ketamine betrof en dat hij de zakken daar niet zelf heeft neergelegd. Verdachte heeft geen vragen over de inhoud van de zakken gesteld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van wetenschap en beschikkingsmacht en gelet op de verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap heeft gehad van de ketamine en dat hij ook de beschikkingsmacht over die ketamine had. Uit de bevoegdheidsbeoordeling van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd komt naar voren dat niet is gebleken dat aan verdachte een registratie is verleend tot het verrichten van activiteiten als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook opzettelijk zonder registratie ketamine in voorraad gehad.
Ten aanzien van de hoeveelheid ketamine overweegt de rechtbank als volgt. Monsters uit elke zak zijn voorlopig positief getest als ketamine. Van monsters van drie zakken is door het NFI vastgesteld dat het ketamine betrof. De zakken zijn bij elkaar aangetroffen, waardoor de rechtbank voldoende bewezen acht dat de overige zakken ook ketamine bevatten. Dat de overige zakken niet zijn onderzocht door het NFI doet daar niet aan af. De raadsman heeft als alternatief scenario aangevoerd dat de niet geteste zakken mogelijk versnijdingsmiddelen bevatten. Dat scenario is niet nader onderbouwd. Bovendien zijn nergens in de woning versnijdingsmiddelen aangetroffen, waardoor dit scenario niet aannemelijk is. De rechtbank acht het opzettelijk in voorraad hebben van de hoeveelheid ketamine zoals tenlastegelegd, te weten 34,8 kilogram, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-297515-23:
feit 1
op 9 november 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten
- het opzettelijk, bewerken, verwerken
van amfetamine en MDMA en GHB, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door vacumeermachines en sealmachines en weegschalen voorhanden te hebben;
feit 2
op 9 november 2023 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 1.148,1 gram van een materiaal bevattende amfetamine en
- 42.267 pillen van een materiaal bevattende MDMA en
- 950 ml van een materiaal bevattende gammahydroxyboterzuur (GHB)
zijnde amfetamine en MDMA en gammahydroxyboterzuur, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
feit 3
op 9 november 2023 te [plaats] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, type 19, kaliber 9 x 19 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten ongeveer 13 kogelpatronen van het merk Geco, kaliber 9 mm Luger, voorhanden heeft gehad;
02-094864-24:
op 9 november 2023 te [plaats] opzettelijk zonder registratie ongeveer 34,8 kilogram ketamine in voorraad heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank bij bewezenverklaring primair om aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 240 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Indien de rechtbank daar niet in meegaat, verzoekt de verdediging subsidiair om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek. De verdediging verzoekt de rechtbank om bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte geen relevante feiten op zijn strafblad heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich opzettelijk schuldig gemaakt aan het medeplegen van de voorbereiding van de productie in amfetamine, MDMA en GHB. Bovendien heeft hij deze drugs en het middel ketamine aanwezig gehad in zijn woning. Ketamine valt vanwege de geneeskundige toepassing ervan onder de Geneesmiddelenwet, maar wordt tegenwoordig steeds vaker als partydrug gebruikt. Het is algemeen bekend dat drugs en illegaal gebruikte geneesmiddelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de handel in drugs veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit, geweldsdelicten en illegale geldstromen, waarbij de drugshandel een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten. Verdachte heeft met zijn handelen een rol in deze keten gehad.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt grote risico’s met zich mee. Immers, het aanwezig hebben van een wapen kan namelijk leiden tot het feitelijk gebruik ervan en vormt daarmee een onaanvaardbaar risico op geweldsdelicten met dodelijke afloop of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Daarnaast kan het voorhanden hebben van een wapen gevoelens van angst en onveiligheid bij de maatschappij in het algemeen veroorzaken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank allereerst aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Verder acht de rechtbank van belang dat de bewezenverklaarde feiten zien op één dag en niet op een (langere) periode. De rechtbank ziet daarom reden om af te wijken van de straf zoals is geëist door de officier van justitie. Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest. Gelet op de ernst van de feiten ligt een werkstraf niet in de rede.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 46, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-297515-23:
feit 1:medeplegen van voorbereiden van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel
2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C
gegeven verbod;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
02-094864-24:
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de
Geneesmiddelenwet;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. T.M. Brouwer en mr. V. Hartman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 mei 2024.
Mr. Brouwer en mr. Hartman zijn niet in de gelegenheid om het vonnis mede te ondertekenen.