4.3Het oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat verdachte en aangeefster op 24 april 2022 in [plaats 1] seks met elkaar hebben gehad, waarbij is gezoend, en waarbij verdachte aangeefster oraal en vaginaal heeft gepenetreerd. Dit staat ook niet tussen verdachte en aangeefster ter discussie.
De vraag die de rechtbank zal moeten beantwoorden is of deze seksuele handelingen vrijwillig of niet vrijwillig hebben plaatsgevonden.
Verklaringen
Aangeefster en verdachte hebben beiden een andere versie van wat er zich op 24 april 2022 heeft afgespeeld, zowel als het gaat over de aanleiding van hun ontmoeting als wanneer het gaat over hetgeen zich in de gemeenschappelijke ruimte heeft afgespeeld.
Aangeefster verklaart dat zij na een avond stappen onderweg naar huis verdachte met een vriend tegenkwam. Deze twee jongens waren op zoek naar een taxi naar [plaats 2] . Zij vroegen aan aangeefster of zij bij haar thuis een taxi mochten bellen. Bij aankomst bij het appartementencomplex van aangeefster is verdachte met aangeefster mee naar binnen gelopen; de vriend van verdachte bleef buiten staan. Aangeefster en verdachte zijn naar de gemeenschappelijke ruimte van het gebouw gegaan. Op de gang stonden mensen. Verdachte vroeg vervolgens hoe de deur van deze ruimte op slot kon. Aangeefster is daarop bij de deur gaan kijken. Aangeefster is daarna op een bank gaan zitten en heeft haar ogen dicht gedaan. Ze had alcohol gedronken en was vermoeid. Ze merkte dat verdachte haar probeerde te zoenen. Ze heeft haar hoofd weggedraaid, waarna het zoenen stopte. Aangeefster zag dat verdachte zijn broeksriem en twee knopen open deed. Aangeefster is met haar ogen dicht op haar rug gaan liggen in de hoek van de bank. Verdachte probeerde zijn piemel in haar mond te doen. Daarna heeft hij haar bij haar oksels gepakt en haar over hem heen ‘geklapt’, waardoor zij met haar neus ter hoogte van zijn schoot lag. Verdachte probeerde nogmaals zijn piemel in haar mond te stoppen. Verdachte vroeg daarna waar de condooms lagen, waarop aangeefster ‘nee’ heeft geantwoord. Verdachte heeft haar nogmaals ‘omgeklapt’. Hij heeft toen haar broek uitgedaan en haar string opzij geschoven. Toen voelde ze seks. Aangeefster is gaan huilen. Verdachte vroeg haar of het goed ging en bleef doorgaan. Verdachte werd vervolgens gebeld door zijn vriend die bij de voordeur stond. Daarna was verdachte gehaast en paniekerig. Hij heeft geprobeerd de broek van aangeefster omhoog te doen. Dat lukte niet. Daarna is verdachte weggegaan.
Verdachte verklaart dat hij na een avond stappen samen met een vriend op zoek was naar een taxi. Hoewel verdachte en zijn vriend(en) uit [plaats 2] komen, waren zij op dat moment op zoek naar een taxi naar hun hotel in [plaats 1] . Zij zijn aangeefster op straat tegengekomen en er was sprake van een flirt tussen verdachte en aangeefster. Aangeefster heeft de jongens gevraagd of ze bij haar thuis wat wilden drinken. Verdachte is met aangeefster mee naar binnengegaan, zijn vriend niet. In de gemeenschappelijke ruimte hebben beiden een tijdje gezoend en gevoeld op de bank. Aangeefster heeft vervolgens de broek van verdachte opengedaan. Verdachte vroeg aangeefster of ze meer wilde doen en of ze orale seks wilde doen. Daarop heeft aangeefster beide keren met ‘ja’ geantwoord. Na de orale seks vroeg verdachte of aangeefster een condoom had. Daarop heeft aangeefster ‘nee’ geantwoord. Verdachte vroeg of aangeefster dan nog wel wilde, waarop aangeefster ‘ja’ zei. Aangeefster stond op en trok zelf haar broek en string omlaag, tot ongeveer halverwege haar benen. Zij hebben toen seks gehad. Tijdens de seks heeft verdachte aan aangeefster gevraagd of het goed ging. Daarop antwoordde aangeefster ‘uhuu’, wat verdachte als een ‘ja’ heeft opgevat. Verdachte heeft aangeefster op geen enkel moment zien huilen. Na de seksuele handelingen bleef aangeefster stil op de bank liggen. Verdachte heeft aangeefster proberen te helpen door haar broek omhoog te trekken, maar dat lukte niet. Daarna is verdachte weggegaan.
Hoewel de verklaringen van verdachte en aangeefster op punten overeenkomen, lopen zij tegelijkertijd op belangrijke onderdelen uiteen. De rechtbank ziet zich daarom allereerst voor de vraag gesteld welke van de verklaringen zij betrouwbaar en geloofwaardig acht. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Aangeefster heeft consistent en gedetailleerd over de gebeurtenissen verklaard en haar verklaring wordt door andere stukken in het dossier ondersteund. Zo wist aangeefster dat verdachte op zoek was naar een taxi en wist zij dat verdachte uit [plaats 2] kwam. Ook passen de telefoongegevens bij het telefoongesprek tussen verdachte en zijn vriend, waarover aangeefster spreekt. De geloofwaardigheid van de aangifte ontleent de rechtbank verder aan de omstandigheid dat vriend [naam] aangeefster direct na de seksuele handelingen hevig geëmotioneerd in de gemeenschappelijke ruimte heeft aangetroffen met haar broek naar beneden, waarbij aangeefster tegen hem – identiek aan haar latere aangifte – heeft verteld wat er zojuist in de gemeenschappelijke ruimte is gebeurd.
De verklaring van verdachte dat op straat tussen aangeefster en verdachte een flirtpartij heeft plaatsgevonden en dat aangeefster beide jongens bij haar thuis heeft uitgenodigd om wat te drinken vindt geen steun in het dossier. Ook wordt niet ondersteund de verklaring dat de string van aangeefster tijdens de seksuele handelingen tot halverwege haar benen zat, nu [naam] aangeefster direct na de gebeurtenissen heeft aangetroffen met weliswaar haar broek op haar enkels, maar met haar string aan.
De verklaringen afwegend, komt de rechtbank tot het oordeel dat zij de verklaring van aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig acht, mede gelet op het steunbewijs. De rechtbank zal daarom uitgaan van het door aangeefster geschetste scenario over wat er op 24 april 2022 tussen haar en verdachte is gebeurd.
Dwang(middelen)
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of uit de verklaring van aangeefster, ondersteund door andere stukken in het dossier, voldoende blijkt dat de seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden.
Van ‘dwang’ in de zin van artikel 242 Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) is sprake wanneer een verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat een slachtoffer de handelingen tegen zijn/haar wil heeft verricht of ondergaan. Deze dwang kan worden veroorzaakt door (bedreiging met) geweld of (bedreiging met) andere feitelijkheden van verdachte richting het slachtoffer. Om te kunnen spreken van dwang in de zin van artikel 242 Sr moet de dwang van zodanig gewicht zijn dat de ander zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanige al dan niet bedreigende situatie is gebracht dat deze zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken.
Geweld of bedreiging met geweld
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt niet vast te staan dat er tussen verdachte en aangeefster op enig moment sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld. De fysieke handelingen van verdachte zijn naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet als zodanig te beschouwen.
Andere feitelijkheid
Daarmee resteert de vraag of sprake geweest is van dwang bestaande uit (bedreiging met) andere feitelijkheden. Van een door een feitelijkheid dwingen kan bijvoorbeeld sprake zijn als de verdachte een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Ook onverhoedse, fysieke (seksuele) handelingen kunnen bijvoorbeeld een dergelijke feitelijkheid opleveren.
De rechtbank kan op basis van de verklaring van aangeefster en de overige stukken in het dossier niet komen tot de vaststelling dat sprake is van een ‘andere feitelijkheid’ waardoor verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat aangeefster de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. De in de tenlastelegging opgenomen handelingen hebben op zichzelf niet zonder meer het karakter om van dwang door een andere feitelijkheid te kunnen spreken. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat, nadat verdachte vroeg hoe de deur van de gemeenschappelijke ruimte op slot kon, zij bij die deur is gaan kijken. Aangeefster is daarna op de bank gaan zitten met haar ogen dicht. Daarna heeft verdachte aangeefster proberen te zoenen. Na deze zoenpoging en nadat verdachte zijn broeksriem en -knopen had losgemaakt, is aangeefster met haar ogen dicht onderuitgezakt op de bank gaan liggen. Uit deze omstandigheden blijkt onvoldoende van dwang. Dat geldt ook voor de daarop volgende fysieke en seksuele handelingen. Verdachte is daarbij wellicht aan afwijzende signalen van aangeefster voorbij gegaan (zoals het wegdraaien met haar gezicht, nee zeggen als wordt gevraagd naar een condoom, passiviteit en huilen), maar uit het dossier komt niet althans onvoldoende duidelijk naar voren dat aangeefster door verdachte werd gedwongen de handelingen te dulden en dat zij zich hieraan niet kon onttrekken. Het dossier bevat onvoldoende om te kunnen spreken van een dwangmiddel (van voldoende gewicht) zoals hiervoor beschreven.
De rechtbank merkt nog op dat zij oog heeft voor de in de literatuur en jurisprudentie erkende mogelijkheid dat een slachtoffer in een verkrachtingssituatie bevriest, zoals aangeefster ook in deze zaak verklaart. De rechtbank kan dit deel van de verklaring van aangeefster echter niet koppelen aan een verwijtbare (dwang)handeling van verdachte. Onvoldoende duidelijk is wanneer deze reactie bij aangeefster zou zijn ontstaan, welke handeling van verdachte deze reactie bij haar zou hebben veroorzaakt en wat die reactie precies heeft ingehouden.
Op grond van bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 Sr. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.