Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 22 mei 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
De arbeidskundige beoordeling
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 13 februari 2023 besloten om per 5 april 2022 geen WIA-uitkering toe te kennen aan eiser, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn eigen werk als productiemedewerker. Eiser had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 11 augustus 2023. De rechtbank behandelde de zaak op 30 april 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd. De beoordeling is gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen die de medische situatie van eiser hebben onderzocht. Eiser had psychische en fysieke klachten, maar de rechtbank oordeelt dat het UWV voldoende rekening heeft gehouden met deze klachten bij het vaststellen van de geschiktheid voor het eigen werk. De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsartsen de klachten objectief hebben beoordeeld en dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) correct is opgesteld.
Eiser heeft aangevoerd dat zijn klachten zijn onderschat en dat hij niet in staat is om zijn werk te verrichten. De rechtbank volgt deze redenering niet en concludeert dat er geen reden is om aan de geschiktheid van eiser voor zijn eigen werk te twijfelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 mei 2024.