ECLI:NL:RBZWB:2024:3275

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
21/5104 ZW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres na medische en arbeidskundige beoordeling

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. De rechtbank behandelt de zaak op 20 maart 2024, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig zijn, terwijl de derde partij niet verschijnt. De rechtbank verlengt de termijn voor uitspraak met zes weken. Het UWV heeft de ZW-uitkering van eiseres beëindigd per 1 maart 2021, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres betwist deze beslissing en stelt dat zij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen, vooral na een verkeersongeval in 2019.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd. De beoordeling is gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen die de medische situatie van eiseres hebben onderzocht. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat de door eiseres ingebrachte medische gegevens geen aanleiding geven om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die relevant is voor de datum in geding, 1 maart 2021.

De rechtbank bevestigt dat de geselecteerde functies door het UWV passend zijn voor eiseres, ondanks haar bezwaren. De rechtbank oordeelt dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct is vastgesteld op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen. Aangezien eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft zij geen recht op een ZW-uitkering. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5104 ZW

uitspraak van 21 mei 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. R. Wouters,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[B.V.], te Zwaagdijk-Oost,
gemachtigde: mr. K. Gomes.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 28 januari 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 1 maart 2021.
Met het bestreden besluit van 15 oktober 2021 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de beëindiging van de uitkering gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiseres heeft geen toestemming verleend voor kennisneming van stukken die medische gegevens bevatten door werkgever. Bij beslissing van 15 november 2018 heeft de rechtbank, onder toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaald dat dat kennisneming van de in die beslissing genoemde stukken is voorbehouden aan een gemachtigde die arts of advocaat is.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en mr. N. Regragui namens het UWV. De derde partij was niet aanwezig.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 1 maart 2021. Het beroep is ongegrond.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De rechtbank heeft eerder beslist dat de werkgever geen kennis mag nemen van de medische stukken van eiseres. Daarom zullen geen medische gegevens van eiseres in deze uitspraak worden vermeld.
3.1
Eiseres is werkzaam geweest als verkoopmedewerker bij [B.V.] voor 22,38 uur per week. Voor dat werk is zij op 30 november 2019 uitgevallen vanwege medisch klachten als gevolg van een verkeersongeval. Het UWV heeft met ingang van 3 april 2020 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiseres in staat is om passende arbeid te verrichten.
3.2
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Bespreking van de medische beroepsgronden.
Verzekeringsarts Raad heeft het dossier met alle medische informatie van de behandelaars van eiseres bestudeerd en heeft eiseres telefonisch gesproken omdat zij niet in staat was om naar het spreekuur te komen. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat eiseres beperkt is zoals hij heeft aangegeven in de door hem opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Daarbij heeft hij aangegeven dat hij voor een urenbeperking geen reden ziet.
Verzekeringsarts b&b Lemmers heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. Hij heeft eiseres op de hoorzitting van 27 september 2021 gesproken. De door eiseres in de bezwaarfase ingezonden medische informatie van 19 augustus 2020 heeft hij bij de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat hij geen reden ziet om de door de verzekeringsarts opgestelde FML te wijzigen. Eiseres is voldoende beperkt ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Voor een urenbeperking ziet hij evenmin reden.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 11 januari 2021.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen. Ten gevolge van het ongeval op 19 november 2019 heeft zij chronische klachten waarvoor zij ter behandeling is doorverwezen. Eiseres heeft inmiddels het behandeltraject afgerond maar heeft het gewenste resultaat niet bereikt. Zij ervaart nog steeds veel klachten. Hiervoor is zij doorverwezen naar [zorgverlener 1] en vervolgens naar [zorgverlener 2] . Eiseres stelt dat zij nog niet is hersteld. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres rapporten ingezonden van [verzekeringsarts] en de daarbij behorende FML van 20 februari 2023, geldig vanaf 25 november 2022.
4.3
Oordeel rechtbank over de medische beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat in beroep geen nieuwe medische informatie is overgelegd die betrekking heeft op de datum in geding (1 maart 2020).
De door eiseres in beroep ingezonden rapporten en FML van [verzekeringsarts] hebben betrekking op een andere (latere) datum in geding. Eiseres had naast haar dienstverband bij [B.V.] een dienstverband bij [bedrijf] . Voor de arbeidsongeschiktheid uit laatstgenoemd dienstverband heeft eiseres, nadat een loondoorbetalingsverplichting was opgelegd aan haar (ex)werkgever, de einde wachttijd bereikt per 25 november 2022. Aansluitend heeft het UWV eiseres een WIA-uitkering toegekend.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzekeringsarts b&b [naam] in haar rapport van 17 november 2023 gemotiveerd en overtuigend aangegeven waarom er geen reden is om tot een andere conclusie over de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 maart 2021 te komen.
De toekenning van de WIA-uitkering heeft geruime tijd, te weten anderhalf jaar, na de datum in geding plaatsgevonden. Eiseres stelt dat sprake is van een ongewijzigde situatie vanaf de datum van het ongeval, maar uit de medische gegevens blijkt dat zij vanaf juni 2022 onder behandeling is gesteld van een specialist. Verder heeft eiseres bij [verzekeringsarts] aangegeven dat de klachten erger waren geworden. [verzekeringsarts] heeft gerapporteerd: “
inmiddels is sprake van een complexe medische situatie”. Hieruit volgt dat de medische situatie van eiseres op de datum in geding niet hetzelfde was als die op 25 november 2022.
Niet gebleken is dat in de FML van 11 januari 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5 Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), monteur printplaten (Sbc-code 267051) en administratief medewerker (Sbc-code 315133).
5.1
Bespreking van de beroepsgronden die tegen de functieduiding naar voren zijn gebracht.
Eiseres heeft aangevoerd dat de geselecteerde functies op geen enkele wijze aansluiten bij haar beperkingen. De functie van productiemedewerker industrie wordt ten onrechte geschikt geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat in deze functie ieder uur targets zijn gesteld waartoe eiseres niet in staat is. Verder kan zij niet voldoen aan de gewenste samenwerking met collega’s. Ook is eiseres niet in staat de voor deze functie vereiste training te volgen. Voor de functie monteur printplaten acht eiseres zich ongeschikt vanwege het vele zitten en gebogen werken. Deze houding zal pijnklachten veroorzaken, met name ook door het vereiste precisie handwerk. Voor de functie administratief medewerker acht eiseres zich eveneens ongeschikt omdat in deze functie veel en intensief denkwerk op een dag moet worden gedaan.
5.2
Oordeel rechtbank over beroepsgronden.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 27 januari 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 13 oktober 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 1 maart 2021.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier, op 21 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

Ziektewet
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).