In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. De rechtbank behandelt de zaak op 20 maart 2024, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig zijn, terwijl de derde partij niet verschijnt. De rechtbank verlengt de termijn voor uitspraak met zes weken. Het UWV heeft de ZW-uitkering van eiseres beëindigd per 1 maart 2021, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres betwist deze beslissing en stelt dat zij meer beperkingen heeft dan het UWV heeft aangenomen, vooral na een verkeersongeval in 2019.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd. De beoordeling is gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen die de medische situatie van eiseres hebben onderzocht. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat de door eiseres ingebrachte medische gegevens geen aanleiding geven om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die relevant is voor de datum in geding, 1 maart 2021.
De rechtbank bevestigt dat de geselecteerde functies door het UWV passend zijn voor eiseres, ondanks haar bezwaren. De rechtbank oordeelt dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct is vastgesteld op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen. Aangezien eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft zij geen recht op een ZW-uitkering. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald.