ECLI:NL:RBZWB:2024:3274

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
23/1651 AKW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onverschuldigd betaalde kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser inzake zijn recht op kinderbijslag volgens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had eiser op 12 januari 2023 meegedeeld dat hij teveel kinderbijslag had ontvangen over het tweede kwartaal van 2022 en dat hij € 889,82 moest terugbetalen. Dit besluit werd gehandhaafd na bezwaar. Eiser, die gescheiden was van zijn vrouw en drie kinderen had, had niet gereageerd op verzoeken van de Svb om zijn gezinssituatie te verduidelijken. De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van de Svb aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de Svb terecht de onverschuldigd betaalde kinderbijslag heeft teruggevorderd. Eiser had niet voldaan aan zijn verplichting om relevante informatie te verstrekken, zoals zijn vertrek naar het buitenland en zijn scheiding. De rechtbank concludeert dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, ondanks de financiële en mentale problemen van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1651 AKW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

gemachtigde: mr. P.J. van der Meulen,
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (Svb), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over het recht op kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).
1.1.
De Svb heeft eiser met het besluit van 12 januari 2023 (primair besluit) meegedeeld dat hij als gevolg van een aanpassing van de kinderbijslag teveel kinderbijslag heeft ontvangen over het tweede kwartaal 2022 en dat hij € 889,82 aan de Svb moet terugbetalen.
Met het bestreden besluit van 14 februari 2023 op het bezwaar van eiser is de Svb bij dit besluit gebleven.
1.2.
De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en mr. A. Marijnissen namens de Svb.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser was gehuwd met mevrouw [naam] ( [naam] ). Samen hebben zij drie kinderen, [minderjarige 1] ( [geboortedag 1] 2009), [minderjarige 2] ( [geboortedag 2] 2011) en [minderjarige 3] ( [geboortedag 3] 2012). Op 11 mei 2022 heeft [naam] telefonisch bij de Svb gemeld dat zij en eiser gescheiden zijn gaan leven. Daarop heeft de Svb eiser op 12 mei 2022 het formulier ‘wijziging van uw gezinssituatie” toegezonden met het verzoek dit in te vullen en terug te sturen voor 14 juni 2022. De Svb heeft dit verzoek op 15 juni 2022 herhaald en verzocht de gegevens voor 4 juli 2022 toe te sturen. De Svb heeft daarbij aan eiser meegedeeld dat, wanneer eiser niet reageert, een beslissing op basis van de beschikbare informatie kan worden genomen. Eiser heeft het formulier niet teruggezonden, waarop de Svb het besluit van 6 juli 2022 heeft genomen. In dat besluit heeft de Svb eiser meegedeeld dat hij vanaf het tweede kwartaal 2022 geen recht meer heeft op kinderbijslag voor zijn kinderen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Tegen dit besluit heeft eiser geen rechtsmaatregelen aangewend.
Vervolgens heeft de Svb het primaire besluit genomen en dat in bezwaar gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de Svb terecht de over het tweede kwartaal 2022 onverschuldigd betaalde kinderbijslag van eiser heeft teruggevorderd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Standpunt van eiser.
Eiser stelt allereerst dat hij de ontvangen kinderbijslag aan [naam] heeft overgemaakt. Eiser stelt dat hij tijdig alle relevante gegevens heeft verstrekt. Voor hem is niet duidelijk waarom op de aanvraag pas geruime tijd later is beslist. Er was voor hem geen aanleiding te veronderstellen dat hij niet in aanmerking zou komen voor kinderbijslag. Eiser wijst in dat verband op de complexe wetgeving en stelt dat hij belang heeft bij een duidelijk besluit. Het besluit voldoet hier niet aan omdat er slechts uit kan worden opgemaakt welke bedrag teveel is betaald. Eiser wijst erop dat de periode en hoogte van de terugvordering beperkt zouden zijn gebleven bij voortvarendheid van de Svb. Uit het besluit volgt verder niet waarom niet van terugvordering wordt afgezien. Eiser stelt dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
Eiser leeft al geruime tijd op of rond het bestaansminimum, er is al een problematische schuldensituatie en eiser kan niet meer aan zijn betalingsverplichtingen voldoen. Bovendien is sprake van een dreigend isolement en heeft eiser spanningsklachten die mede het gevolg zijn van de terugvordering.
Standpunt van de Svb.
De Svb stelt zich op het standpunt dat de onverschuldigd betaalde kinderbijslag van eiser moet worden teruggevorderd. De Svb stelt dat niet gebleken is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. Er is rekening gehouden met eisers financiële situatie. Op zijn verzoek is een betalingsregeling van € 50,- per maand getroffen.
5.
Overwegingen van de rechtbank.
Motivering van het bestreden besluit.
Met het besluit van 6 juli 2022 is eiser meegedeeld dat en waarom hij geen recht meer heeft op kinderbijslag vanaf het tweede kwartaal 2022. In het bestreden besluit wordt verwezen naar dat besluit. De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldoende is gemotiveerd waarom eiser teveel kinderbijslag heeft ontvangen.
Tegen het besluit van 6 juli 2022 zijn geen rechtsmaatregelen aangewend. Dit besluit staat daarom in rechte vast. Daaruit volgt dat eiser onverschuldigd kinderbijslag heeft ontvangen in het tweede kwartaal 2022.
Anders dan eiser stelt heeft hij niet voldaan aan de verplichting om alle relevante informatie te verstrekken. Hij heeft niet gemeld dat hij naar het buitenland was vertrokken en heeft het door de Svb toegezonden formulier niet ingevuld en teruggestuurd. Hij heeft eveneens niet gemeld dat hij gescheiden van zijn vrouw en kinderen leefde en waar hij in die periode verbleef. De rechtbank gaat aan eisers stelling dat relevante informatie naar de Berichtenbox zou zijn gezonden voorbij, alleen al omdat deze stelling niet is onderbouwd.
De Svb is dan ook terecht tot terugvordering van onverschuldigd betaalde kinderbijslag over dat kwartaal overgegaan. Het betreft een dwingendrechtelijke bepaling.
De rechtbank ziet geen reden tot matiging van de vordering op de ter zitting aangevoerde grond dat de Svb (te) laat is overgegaan tot terugvordering. De periode tussen het besluit van 6 juli 2022 en 12 januari 2023 is niet dermate lang dat dit reden is tot matiging.
Eiser heeft op de zitting gewezen op zijn mentale klachten als gevolg van zijn echtscheiding en bestaansonzekerheid. De combinatie met zijn financiële problemen als gevolg van de terugvordering zijn volgens eiser dringende redenen om van terugvordering af te zien.
De rechtbank ziet hierin, met de Svb, geen dringende redenen, als bedoeld in artikel 24, vijfde lid, van de AKW, op grond waarvan de Svb geheel of gedeeltelijk van terugvordering kon afzien. Dringende redenen doen zich alleen voor als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de betrokkene heeft. Het moet dan gaan om gevallen waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is. In die gevallen zal een individuele afweging van alle relevante omstandigheden moeten plaatsvinden. Degene die zich beroept op dringende redenen, moet die redenen aannemelijk maken. Eiser heeft daaraan niet voldaan door het beroep op dringende redenen niet te onderbouwen met financiële en medische gegevens. Bovendien is in overleg met eiser een betalingsregeling tot stand gekomen, waarbij is afgesproken dat hij zich opnieuw moet melden als hij niet in staat is om terug te betalen. De gemachtigde van de Svb heeft toegelicht dat eiser zich tot het moment van de zitting niet heeft gemeld.
6. De beroepsgronden van eiser slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier op 25 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Artikel 24, eerste lid, van de AKW bepaalt het volgende:
De kinderbijslag die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 14a onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door de Sociale verzekeringsbank van de verzekerde, dan wel degene met wie hij een huishouding vormt, of de persoon aan wie op grond van artikel 21 kinderbijslag wordt betaald, teruggevorderd.
Artikel 24, vijfde lid, van de AKW bepaalt het volgende:
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan de Sociale verzekeringsbank besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.