ECLI:NL:RBZWB:2024:3269

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
02/023392-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor artikel 6 Wegenverkeerswet vanwege zeer onvoorzichtig rijgedrag met alcohol en Desmethyldiazepam

Op 17 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 januari 2023 een verkeersongeval heeft veroorzaakt in Wijk en Aalburg. De verdachte reed onder invloed van alcohol en het geneesmiddel Desmethyldiazepam, terwijl hij met een te hoge snelheid over de Rivelstraat reed. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de passagier, die ter plaatse gereanimeerd moest worden en later op de Intensive Care werd opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zeer onvoorzichtig had gereden en dat er sprake was van ernstige schuld conform de LOVS. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 5 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de straf op, waarbij zij rekening hield met de persoonlijke gevolgen voor de verdachte en de ernst van het letsel van het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder het parketnummer 02/023392-24.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/023392-24
vonnis van de meervoudige kamer van 17 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte onder invloed van alcohol al dan niet in combinatie met het geneesmiddel Desmethylketamine en/of Desmethyldiazepam en met te hoge snelheid een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] (ernstig) gewond is geraakt, dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft, terwijl hij onder invloed van alcohol in combinatie met het geneesmiddel Desmethyldiazepam verkeerde, met een hogere snelheid dan was toegestaan gereden en de auto onvoldoende op de voor hem bestemde weghelft gehouden en niet tijdig tot stilstand gebracht. Deze omstandigheden samen maken dat het rijgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend kan worden gekwalificeerd. Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt, waaraan hij schuld heeft zoals wordt bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Door het verkeersongeval is bij [slachtoffer] sprake van zwaar lichamelijk letsel.
4.2
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd. Hij kan zich het ongeval niet herinneren en heeft opgemerkt dat hij erop vertrouwt dat wat de politie heeft opgeschreven juist is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Vaststelling feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 8 januari 2023 een eenzijdig verkeersongeluk heeft plaatsgevonden op de Rivelstraat in Wijk en Aalburg. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 60 km/u. Verdachte reed als bestuurder met [slachtoffer] als passagier in een personenauto over de Rivelstraat komende uit de richting van de Korvertweg. Verdachte was op dat moment onder invloed van meer dan de wettelijk toegestane hoeveelheid alcohol en in zijn bloed is nadien een therapeutische concentratie Desmethyldiazepam aangetroffen, afkomstig van het geneesmiddel Tranxène dat verdachte destijds dagelijks innam. Daarnaast heeft hij met een hogere snelheid gereden dan was toegestaan. De personenauto heeft met de rechterwielen de berm geraakt waarna het voertuig, na een stuurcorrectie, in een slip is geraakt waardoor het voertuig onvoldoende op de eigen weghelft is gebleven en uiteindelijk met de rechterzijde tegen een aan de linkerzijde van de weg staande boom is gebotst. Zowel verdachte als [slachtoffer] zijn gewond geraakt door het ongeval en moesten ter plekke gereanimeerd worden.
Is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW?
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft aan het verkeersongeval, en zo ja, in welke mate. Het komt hierbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Verdachte is gaan rijden terwijl hij onder invloed was van een combinatie van te veel alcohol en Desmethyldiazepam. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol de rijvaardigheid en het reactievermogen van een verkeersdeelnemer negatief beïnvloedt. Daarnaast heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij dagelijks het geneesmiddel Tranxène gebruikt waarvan hij weet dat bij dit geneesmiddel moet worden opgepast met autorijden. Verdachte heeft dus, terwijl hij op de hoogte was van de bijwerkingen van dit geneesmiddel, ervoor gekozen om daarbij ook nog alcohol te nuttigen en vervolgens achter het stuur te stappen en notabene een passagier mee te nemen. Vervolgens heeft verdachte ook nog met een hogere snelheid dan toegestaan gereden.
Gelet op deze feitelijke gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig heeft gereden en schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW.
Letsel
De rechtbank stelt aan de hand van de medische informatie in het dossier vast dat door de gedragingen van verdachte letsel bij het slachtoffer is veroorzaakt. Dit letsel bestond uit een neurotrauma met diffuse schade en psychische stoornissen. Na het ongeval is [slachtoffer] ter plaatste gereanimeerd waarna hij is opgenomen op de Intensice Care (IC). Vervolgens is hij overgeplaatst naar de afdeling neurochirurgie. Hij stond aangemeld voor medisch specialistische revalidatie. [slachtoffer] kon zich een maand na het ongeluk nog steeds niets herinneren. Ondanks dat de rechtbank niet beschikt over recente informatie over de toestand van [slachtoffer] kwalificeert zij het letsel op basis van bovengenoemde omstandigheden als zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
Feit 1:
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Op basis van het dossier wordt onvoldoende duidelijk of verdachte ook heeft gereden terwijl hij onder invloed was van Desmethylketamine. Verdachte zal hiervan partieel worden vrijgesproken.
Feit 2:
Nu de in de tenlastelegging genoemde stoffen niet vallen onder de in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer genoemde stoffen, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2 primair tenlastegelegde feit. Wel acht zij het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte wordt ook onder dit feit partieel vrijgesproken van het onderdeel Desmethylketamine.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 8 januari 2023 te Wijk en Aalburg, gemeente Altena, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto merk Peugeot type 307, daarmede rijdende over de weg, de Rivelstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer onvoorzichtig,
- terwijl hij onder invloed van te veel alcohol, in combinatie met het
geneesmiddel Desmethyldiazepam, verkeerde,
- met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto's toegestane maximum
snelheid van 60 kilometer per uur gereden en
- niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en
- zijn personenauto onvoldoende op de voor hem bestemde weghelft gehouden
en
- zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kunnen brengen,
ten gevolge waarvan verdachte met zijn personenauto in botsing is gekomen met een boom, door welk verkeersongeval de (mede)inzittende van die Peugeot, zijnde [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten neurotrauma met diffuse schade, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
subsidiair
op 8 januari 2023 te Wijk en Aalburg, gemeente Altena als bestuurder van een personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten ethanol (alcohol) en Desmethyldiazepam, waarvan hij wist, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
5 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar. Hij heeft daarbij rekening gehouden met de gevolgen die het ongeval voor verdachte heeft gehad.
6.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 8 januari 2023 heeft verdachte als bestuurder van een personenauto, met daarin [slachtoffer] als inzittende, zeer onvoorzichtig gereden. Verdachte heeft immers onder invloed van alcohol en een geneesmiddel te hard gereden. Hij is vervolgens met een wiel in de berm beland waarna het voertuig in de slip is geraakt en uiteindelijk met de rechterzijde in botsing is gekomen met een boom. Gelet op de foto’s en de beelden in het dossier is het een wonder dat verdachte en [slachtoffer] het ongeluk hebben overleefd. Uit het dossier en de beelden blijkt dat ook omstanders zijn geconfronteerd met het handelen van verdachte. Zij zijn kort na de botsing geconfronteerd met de situatie ter plaatse en het reanimeren van [slachtoffer] en verdachte. Dit heeft op hen merkbaar indruk gemaakt.
Door het ongeluk heeft [slachtoffer] een neurotrauma met diffuse schade en psychische stoornissen opgelopen. Na een opname op de IC is hij overgeplaatst naar de afdeling neurochirurgie. Ook was hij aangemeld voor medisch specialistische revalidatie. Hij kon zich een maand na het ongeval nog steeds niets herinneren. Ook verdachte weet tot op heden niet hoe het ongeluk precies heeft kunnen gebeuren, maar dat neemt niet weg dat verdachte verantwoordelijk is voor het ongeluk. Daar is verdachte het ook mee eens en dat heeft hij op zitting ook bevestigd. Hij heeft daarbij verklaard dat hij naar de zitting is gekomen om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Verdachte heeft daarnaast spijt betuigd richting [slachtoffer] . Verder heeft het ongeluk ook persoonlijke gevolgen voor verdachte. Hij is zichtbaar aangedaan door wat er is gebeurd en heeft verklaard dat hij geen auto meer rijdt. Daarentegen weegt de rechtbank mee dat uit het strafblad van verdachte volgt dat hij in het verleden eerder is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 WVW. Daarin wordt gedifferentieerd naar de mate van schuld, de gevolgen voor het slachtoffer en de vraag of, en zo ja, in welke mate er sprake is van alcoholgebruik. Het zeer onvoorzichtig rijden door verdachte wordt gezien als ernstige schuld. Bij ernstige schuld aan een ongeval met als gevolg zwaar lichamelijk letsel en waarbij sprake was van alcoholgebruik boven 570 µg/l wordt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden en een rijontzegging van 3 jaar gehanteerd. De persoonlijke gevolgen en de houding van verdachte ten aanzien van wat er is gebeurd, zoals hiervoor omschreven, zijn voor de rechtbank aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van de oriëntatiepunten van de rechtspraak voor overtreding van artikel 6 WVW.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 5 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar passend en geboden is. Zij legt deze straf dan ook aan verdachte op.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en
terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8,
eerste lid en tweede lid van deze wet;
feit 2 subsidiair:overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 maanden;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en
mr. P.L. Cheung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 mei 2024.
Mrs. Brouwer en Cheung en de griffier zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.