ECLI:NL:RBZWB:2024:3267
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in het kader van de Wet waardering onroerende zaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 21 mei 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 575.000 per 1 januari 2021, wat leidde tot aanslagen onroerendezaakbelastingen en rioolheffingen voor het jaar 2022. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond.
Tijdens de zitting op 3 mei 2024, waar de gemachtigde van de belanghebbende en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd door mr. B. de Smit aanwezig waren, werd het waarderapport gepresenteerd dat door WOZ-taxateur [naam 2] was opgesteld. Dit rapport, dat referentiewoningen en hun verkoopprijzen bevatte, ondersteunde de waardevaststelling van de heffingsambtenaar. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat de referentiewoningen adequaat waren vergeleken met de woning van de belanghebbende.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de bijbehorende aanslagen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.