ECLI:NL:RBZWB:2024:3256
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beschikking
- T. Tilman-Knoester
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en toewijzing van loon en vergoedingen na onterecht ontslag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever over een ontslag op staande voet. De werknemer, hierna te noemen [verzoeker], stelde dat hij ten onrechte op staande voet was ontslagen door [verweerder], een B.V. die hem beschuldigde van inbraak in het bedrijfsgebouw. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de stellingen van de werknemer niet had weersproken, waardoor de rechter moest uitgaan van de juistheid van de beweringen van de werknemer. De kantonrechter concludeerde dat er geen dringende reden was voor het ontslag op staande voet, waardoor het ontslag als onterecht werd gekwalificeerd.
De werknemer verzocht om een verklaring voor recht dat er geen dringende reden was voor het ontslag, en om vergoedingen voor achterstallig loon, vakantiebijslag, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter wees de verzoeken voor het achterstallig loon en de vakantiebijslag toe, evenals de vergoeding voor onregelmatige opzegging en de transitievergoeding. De billijke vergoeding werd echter op nihil gesteld, omdat de werknemer al had opgezegd en inmiddels ander werk had gevonden.
De kantonrechter oordeelde verder dat de werkgever deugdelijke salarisspecificaties moest afgeven en veroordeelde de werkgever tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een dringende reden voor ontslag op staande voet en de rechten van werknemers bij onterecht ontslag.