ECLI:NL:RBZWB:2024:3225

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
BRE 24/2687
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake niet tijdig beslissen op een verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek van 14 april 2023. Dit verzoek, dat betrekking heeft op de openbaarmaking van documenten over de huisvesting van arbeidsmigranten in [plaats], werd door het college ontvangen op 22 mei 2023. Eiser stelt dat het college niet tijdig heeft gereageerd, wat hem de mogelijkheid ontneemt om de gevraagde informatie te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de beslistermijn heeft overschreden en dat eiser het college op 12 februari 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft het college verzocht om relevante stukken en een verweerschrift in te dienen, maar het college heeft geen verweerschrift ingediend. Hierdoor heeft de rechtbank op basis van de beschikbare informatie uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het college niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist. De rechtbank legt het college op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het college de proceskosten van € 437,50 aan eiser vergoeden, evenals het griffierecht van € 187,-. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en is openbaar gemaakt op 16 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/2687

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek (aanvraag) van 14 april 2023, door het college ontvangen op 22 mei 2023, op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft het college verzocht om documenten openbaar te maken met betrekking tot de huisvesting van arbeidsmigranten in [plaats] . Het verzoek heeft betrekking op de jaren 2015 tot en met 2023.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. De rechtbank heeft het college op 27 maart 2024 en 24 april 2024 verzocht om de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen. Het college heeft op 7 mei 2024 wel de stukken ingediend, maar geen verweerschrift. Dit betekent dat de rechtbank op basis van de bij haar bekende stukken uitspraak zal doen.
Is het beroep kennelijk gegrond?
4. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 14 april 2023 en het college heeft de aanvraag ontvangen op 22 mei 2023. Het college moet binnen vier weken, gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen, beslissen op de aanvraag en kan deze termijn eenmalig met twee weken verlengen. [2] Het college heeft de termijn op 16 juni 2023 met twee weken verlengd. Het college had dus uiterlijk op 3 juli 2023 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Het college heeft nog niet volledig op de aanvraag beslist, na deelbesluit 1 van 16 juni 2023, heeft het college namelijk geen andere deelbesluiten meer genomen. Daarbij heeft het college ook geen contact meer gehad met eiser sinds het overleg van 23 oktober 2023. Eiser heeft het college op 12 februari 2024 in gebreke gesteld en het college heeft de ingebrekestelling op 15 februari 2024 ontvangen. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
5. Omdat het college nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. De rechtbank vindt dit een redelijke termijn aangezien het college in zijn brief van 8 maart 2024 aangeeft dat hij verwacht in de elfde week een besluit te kunnen nemen en het inmiddels al de twintigste week is.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
6. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, het college de onder 5. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 6. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding voor zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiser;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 16 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 4.4, eerste en tweede lid, van de Woo.