ECLI:NL:RBZWB:2024:322

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
02-147921-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzetheling van drie gestolen auto’s met taakstraf

Op 24 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzetheling van drie auto’s. De verdachte, geboren in 1990 en woonachtig te [woonadres], werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.J.R.M. Elings. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 januari 2024, waarbij de verdachte verstek heeft laten verlenen. De officier van justitie, mr. G. Smid, heeft zijn standpunt gepresenteerd. De tenlastelegging hield in dat de verdachte drie auto’s had geheeld, wat door de rechtbank als wettig en overtuigend bewezen werd beschouwd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten op 13 juni 2022 in de buurt van twee van de drie gestolen auto’s werden aangetroffen. De verdachte gooide een tas met sleutels uit het raam van de auto waarin hij zat, wat leidde tot de ontdekking van de gestolen voertuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte moest zijn geweest van de herkomst van de auto’s, gezien de omstandigheden waaronder zij werden aangetroffen en de communicatie met zijn medeverdachten. De rechtbank achtte het medeplegen van opzetheling bewezen, waarbij de verdachte samen met anderen handelde.

De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren, met aftrek van voorarrest, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank benadrukte dat zonder helers er geen diefstallen zouden zijn en dat de verdachte geen respect had getoond voor de eigendommen van anderen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-147921-22
vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990, te [geboorteplaats] , [land] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. N.J.R.M. Elings, advocaat te Molenschot.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 januari 2024.
Mr. Elings was niet uitdrukkelijk gemachtigd om namens verdachte het woord te voeren.
Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. G. Smid, heeft zijn standpunt weergegeven.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte drie auto’s heeft geheeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de drie tenlastegelegde opzethelingen. Hij baseert zich daarbij op het feit dat verdachte degene was die, toen de politie de auto achtervolgde waarin hij als bijrijder zat, een tas met sleutels uit het raam gooide. Verdachte heeft verklaard dat de [medeverdachte 1] contact had met een opdrachtgever en dat hij in opdracht auto’s moest verplaatsen en daarvoor 400 euro zou krijgen. Gelet op de omstandigheden, namelijk dat hij op een parkeerplaats Franse auto’s met Frans kenteken moest verplaatsen midden in de nacht en daarvoor een bedrag kreeg, moet verdachte hebben geweten dat de auto’s van diefstal afkomstig waren. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan opzetheling van de drie auto’s. Verdachte heeft bewust en nauw samengewerkt met in ieder geval [medeverdachte 1] . Het medeplegen kan dus ook wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten
De rechtbank stelt op grond van het dossier het volgende vast.
Via ANPR kreeg de politie op maandag 13 juni 2022, om 01:58 uur de melding dat er een gestolen auto met Frans kenteken [kenteken 1] Nederland binnenkwam. Deze auto werd even later aangetroffen op de parkeerplaats bij de Oesterdam te Tholen. Naast het gestolen voertuig stond nog een auto met een Frans kenteken [kenteken 2] . Deze auto bleek ook als gestolen geregistreerd te staan. De politie zag een Volkswagen Polo wegrijden, die uit de richting van de parkeerplaats kwam.
De politie heeft vervolgens een stopteken en volgteken gegeven aan de bestuurder van de Volkswagen Polo. De auto begon daarop erg te slingeren. Vanuit de passagierszijde, waar naar later bleek verdachte zat, werd een zwarte schoudertas uit het voertuig gegooid. In deze schoudertas zaten twee autosleutels. Deze autosleutels pasten op de twee auto’s met Franse kentekens die op de parkeerplaats stonden. In de Volkswagen Polo werd ook nog een Peugeot autosleutelzender in een opberglade onder het handschoenenkastje aangetroffen. [medeverdachte 1] was de bestuurder van de auto, verdachte zat op de passagiersstoel en [medeverdachte 2] zat achterin de auto.
De telefoon van verdachte is onderzocht. In de telefoon zijn foto’s van een blauwe Peugeot 3008 aangetroffen op een parkeerplaats met als achtergrond een geelkleurig reclamebord zichtbaar met daarop de letters HTV met daaronder 2 tennisrackets. De politie heeft onderzocht waar de auto zou kunnen staan en dit bleek de parkeerplaats van HTV in Halsteren te zijn, waar een gele Peugeot is aangetroffen. De sleutel die onder het handschoenenkastje was aangetroffen, paste op deze Peugeot met kenteken [kenteken 3] . Ook deze auto bleek te zijn gestolen. In de telefoon van verdachte zijn chats met [medeverdachte 1] aangetroffen met daarin foto’s van de drie gestolen auto’s.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij door [medeverdachte 1] was gevraagd in opdracht van een Litouwer of Oekraïner een auto van de ene parkeerplaats naar een andere parkeerplaats te brengen. Verdachte zou daar 400 euro voor krijgen. Hij had de gele Peugeot die in Halsteren was aangetroffen, eerder al verplaatst. De auto’s in Tholen moesten nog verplaatst worden. Hij wilde – naar eigen zeggen – gewoon snel geld verdienen. Nu verdachte zichzelf belast met deze verklaring, acht de rechtbank deze verklaring geloofwaardig. Bovendien past deze verklaring over de samenwerking met de [medeverdachte 1] ook bij de in zijn telefoon aangetroffen chats met foto’s van de drie gestolen voertuigen. De rechtbank gaat ervan uit dat deze verklaring betrouwbaar is en legt deze dan ook mede ten grondslag aan de bewezenverklaring.
Opzetheling
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en de medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van de opzetheling van de drie hiervoor genoemde auto’s.
Om tot bewezenverklaring van opzetheling te kunnen komen, is op de eerste plaats vereist dat kan worden vastgesteld dat de dader de auto’s voorhanden heeft gehad, in die zin dat hij daarover een zekere beschikkingsmacht heeft gehad. Voorts is vereist dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto’s wist dat deze door misdrijf verkregen waren.
Verdachte en de medeverdachten werden midden in de nacht aangetroffen nabij twee van de drie gestolen auto’s. [medeverdachte 1] was bestuurder van de auto waarin een autosleutel werd aangetroffen en verdachte was degene die de tas met de andere twee autosleutels uit het raam gooide. De sleutels behoorden bij de gestolen auto’s. In de chats tussen verdachte en [medeverdachte 1] zijn foto’s van de drie gestolen voertuigen aangetroffen. Verdachte heeft ook verklaard dat [medeverdachte 1] het altijd regelde en contact had met de opdrachtgever.
Uit dit handelen van verdachte en [medeverdachte 1] blijkt van een gezamenlijk plan en een onderlinge taakverdeling. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Ook volgt uit het voorgaande dat verdachte en [medeverdachte 1] de auto’s voorhanden hadden. Zij waren immers samen in het bezit van de bijbehorende sleutels.
Gelet op de omstandigheden waaronder verdachten werden aangetroffen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat zij moeten hebben geweten dat de auto’s van diefstal afkomstig waren. Er is dan ook sprake van voorwaardelijke opzet en dus van opzetheling.
Het medeplegen van opzetheling, zoals tenlastegelegd bij feit 1, 2 en 3 acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 9 juni 2022 tot en met 13 juni 2022 te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een (personen)auto (met Frans kenteken [kenteken 3] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
op13 juni 2022 te Tholen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een (personen)auto (met Frans kenteken [kenteken 2] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
op 13 juni 2022 te Tholen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een (personen)auto (met Frans kenteken [kenteken 3] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur met aftrek van voorarrest.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan opzetheling van drie auto’s. Hij heeft zo bewust bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen auto’s. Zonder helers zijn er immers geen stelers. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met deze delicten geen enkel respect heeft getoond voor de eigendommen van anderen en zijn eigen financiële gewin hierboven heeft geplaatst.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank houdt ook rekening met straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een strafblad, maar is niet eerder veroordeeld voor opzetheling of een ander vermogensdelict.
Voor heling van auto’s zijn geen oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgelegd. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de straffen die normaliter voor diefstal van auto’s worden opgelegd. Bij een first offender is dat een taakstraf van 120 uren per feit. Voor heling wordt doorgaans de straf met een derde verminderd.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. In strafvermeerderende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte de opzethelingen met anderen heeft gepleegd.
De door de officier van justitie geëiste taakstraf van 180 uur is gelet hierop te laag. Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren met aftrek van voorarrest passend en geboden.

7.Het beslag

Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat met behulp hiervan de opsporing van het misdrijf is belemmerd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 t/m 3:Medeplegen van opzetheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
1. STK Tas (Omschrijving: G2470991, Grijs, merk: Nike)
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 januari 2024.