ECLI:NL:RBZWB:2024:3210

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
23/1281 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. van Alpen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had op 10 november 2021 besloten om eiseres per 9 september 2021 geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd in een later stadium, op 9 januari 2023, bevestigd na een bezwaarprocedure. De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de arbeidsongeschiktheid van eiseres op 31,45% heeft vastgesteld, wat betekent dat zij niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De rechtbank heeft de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen van het UWV als zorgvuldig en voldoende gemotiveerd beschouwd. Eiseres had aangevoerd dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat zij volledig arbeidsongeschikt was, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met haar klachten en beperkingen.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat eiseres niet voldeed aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen vergoeding van proceskosten of griffierecht toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1281 WIA

uitspraak van 23 mei 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder,
gemachtigde: mr. H.M. van Gent.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 10 november 2021 (primair besluit) geweigerd per 9 september 2021 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 9 januari 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar partner [naam] en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per
9 september 2021 voor 31,45% arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 9 september 2021.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als verzorgende IG/praktijkopleider voor 28 uur per week. Voor dat werk is zij op 12 september 2019 uitgevallen vanwege buikklachten. Later zijn daar cognitieve klachten bij gekomen.
Met het primaire besluit van 10 november 2021 heeft het UWV geweigerd per 9 september 2021 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Met het bestreden besluit van 9 januari 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschikt is daarbij vastgesteld op 31,45%.
Vanuit een situatie van werkloosheid heeft eiseres zich op 27 april 2022 weer ziek gemeld.
Met het besluit van 17 januari 2023 heeft het UWV de Ziektewetuitkering van eiseres met ingang van 23 januari 2023 beëindigd omdat zij weer geschikt is voor het eigen werk. Met het besluit op bezwaar van 22 mei 2023 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 17 januari 2023 gegrond verklaard en de Ziektewetuitkering met ingang van
23 januari 2023 voortgezet. Volgens het UWV heeft eiseres op 23 januari 2023 minder mogelijkheden om te werken en is daarom niet geschikt om alle drie de functies die voor de WIA zijn geselecteerd, te verrichten.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit van 9 januari 2023, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur, haar psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft medische informatie van de psycholoog in zijn onderzoek betrokken. De verzekeringsarts rapporteert dat eiseres ziek werd gemeld met buikklachten. Er bleek sprake van colitis en eiseres kreeg daarvoor medicatie. Dit leidde tot cognitieve klachten maar deze konden bij neuropsychologisch onderzoek (NPO) niet goed geobjectiveerd worden. Er is dus sprake van een discrepantie tussen wat eiseres als subjectieve klachten ervaart en hetgeen objectiveerbaar is gebleken. Bij onderzoek zijn er ook geen duidelijke aanwijzingen voor psychopathologie in engere zin of een degeneratief proces. Dat laatste is eerder bij MRI uitgesloten en ook het NPO geeft hiertoe geen aanwijzingen. Psychologische factoren spelen wellicht toch een bepaalde rol ter verklaring van het toestandsbeeld. Omdat de klachten maar ten dele objectiveerbaar zijn heeft de verzekeringsarts daarmee maar in geringe mate rekening gehouden. Volgens de verzekeringsarts zijn er geen argumenten om volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden aan te nemen. Eiseres is niet opgenomen, niet bedlegerig, ze is ADL-zelfstandig en van een ernstige psychiatrische stoornis is niet gebleken. De verzekeringsarts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 11 oktober 2021.
Verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts b&b 1] heeft eiseres gezien tijdens de hoorzitting, haar daar geobserveerd en dossieronderzoek verricht. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b informatie van [ergotherapeut] van 15 juni 2022 en van [psycholoog] van 13 juni 2022 en het NPO van [neuropsycholoog] (van APA) van 22 juni 2022 in zijn onderzoek betrokken. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat eiseres nog steeds dezelfde klachten en beperkingen ervaart als tijdens het onderzoek door de primaire verzekeringsarts. Uit het NPO uit 2022 komen meer beperkingen naar voren dan uit het NPO uit 2020. Ook [neuropsycholoog] gaat er van uit dat het niet waarschijnlijk is dat de cognitieve deficiënties het gevolg zijn van organisch cerebraal disfunctioneren, maar dat er mogelijk sprake is van een onderliggende (nog onbekende) spannings- of functionele component waardoor de klachten in stand worden gehouden. Er zijn bij het NPO validiteitstesten afgenomen waarbij er geen aanwijzingen voor aggravatie op neuropsychologisch gebied naar voren kwamen. Er kan daarom aangenomen worden dat de testresultaten een reële weergave zijn van het cognitief functioneren. Ook volgens de verzekeringsarts b&b is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden, omdat er geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden. De verzekeringsarts b&b ziet wel argumenten om op basis van het NPO uit 2022 meer beperkingen aan te nemen dan de primaire verzekeringsarts heeft gedaan. Eiseres wordt als extra beperking aangewezen geacht op werkzaamheden zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen en op vaste bekende werkwijzen en er is een beperking op werktijden: maximaal 8 uur per dag en 40 uur per week. De verzekeringsarts b&b heeft de extra beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de gewijzigde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 28 december 2022.
[verzekeringsarts b&b 2] heeft in beroep gereageerd op de beroepsgronden. De verzekeringsarts b&b stelt dat er geen onderliggende somatische oorsprong ligt aan de ervaren beperkingen. Dit blijkt ook uit het NPO uit 2022. Daarnaast is dat NPO op slechts één validiteitstest gebaseerd, terwijl tenminste twee is aanbevolen. Desondanks lijkt er volgens de verzekeringsarts b&b wel aanleiding om eiseres meer te beperken zoals [verzekeringsarts b&b 1] ook heeft gedaan. De verzekeringsarts b&b stelt verder dat uit onderzoek is gebleken dat eiseres geen storing heeft in het lange termijn geheugen. Ook het logisch geheugen scoort gemiddeld. Op het werkgeheugen scoort eiseres wel beneden gemiddeld. Daarom is de beperking: aangewezen op vaste bekende werkwijzen, gesteld. Daarmee is sprake van eenvoudige routinematige taken. Eiseres heeft meer moeite met het in tempo oplossen van mentaal complexe zaken. Dat geeft geen extra beperking. Er is geen sprake van vertraagd handelingstempo op dit eenvoudige arbeidsniveau. Uit de test blijkt voorts dat eiseres op het gebied van informatieverwerking juist nauwkeurig werkt. Bij aandachtsprocessen wordt zelfs gesproken van een bovengemiddelde nauwkeurigheid. Er is dus zeker geen extra controle nodig of veelvuldige feedback. Eiseres is reeds beperkt geacht voor wat betreft voorspelbare werksituatie, tijdsdruk/deadlines/productiepieken en voor veelvuldige storingen en onderbrekingen. De verzekeringsarts b&b stelt verder dat als eiseres niet beperkt zou zijn op vaste en bekende werkwijzen dan een beperking op niet afgeleid worden door activiteiten van anderen gegeven zou moeten worden, omdat eiseres moeite heeft haar aandacht bij zaken te houden. Door eiseres aangewezen te achten op vaste en bekende werkwijzen waarbij de persoonlijke invulling minimaal is, hoeft zij haar aandacht niet constant gericht te houden om toch het routinematige werk te kunnen uitvoeren. Tot slot stelt de verzekeringsarts b&b dat er gelet op de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid en op basis van de anamnese en het NPO er geen medische aanleiding is om eiseres voor mentaal weinig belastend werk in uren te beperken. Volgens de verzekeringsarts b&b ziet de nieuwe ziekmelding per 27 april 2022 op een andere datum in geding. De verzekeringsarts b&b heeft deze rapportage daarom niet meegewogen.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het NPO van APA uit 2022 niet volledig is meegenomen. Hierdoor is er geen juist beeld van haar medische situatie en zijn niet alle beperkingen meegenomen. Uit het NPO blijkt dat de cognitieve taken kortdurend van aard zijn en in een prikkelarme, gestructureerde omgeving zijn afgenomen. Als deze condities in de praktijk niet gecreëerd kunnen worden dan zal dat tot overprikkeling en disfunctioneren leiden. In de FML zijn de beperkingen dus niet juist vastgesteld en er is ten onrechte geen verdergaande urenbeperking gesteld.
Volgens eiseres zijn er beperkingen op de volgende gebieden:
  • Concentreren/vasthouden van de aandacht
  • Vertraagde informatieverwerking en handelingstempo en beperkte geheugenfunctie
  • Herkent fouten niet of nauwelijks, controle/toezicht/feedback is nodig
  • Aangewezen op voorspelbare werksituatie, waarbij zijn niet wordt afgeleid door activiteiten van anderen en op een werksituatie zonder veelvuldige storingen en onderbrekingen in een prikkelarme omgeving
  • Geen tijdsdruk/veelvuldige deadlines of productiepieken
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig geweest. Zij waren op de hoogte van de klachten van eiseres, waaronder haar cognitieve klachten. De verzekeringsartsen hebben naar die klachten onderzoek verricht. De verzekeringsartsen hebben eiseres gezien, haar psychisch onderzocht/geobserveerd en dossieronderzoek verricht. Daarnaast heeft verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts b&b 1] onder meer medische informatie van [psycholoog] en het NPO uit 2022 (het APA-rapport) in zijn onderzoek betrokken. Daarmee is het medisch onderzoek zorgvuldig verricht.
De stelling van eiseres dat [verzekeringsarts b&b 1] het APA-rapport niet voldoende heeft bestudeerd en/of meewogen volgt de rechtbank niet. Uit de rapportage van [verzekeringsarts b&b 1] blijkt dat hij de uitslag van het APA-onderzoek (uitgebreid) heeft vermeld en die onder ‘Overwegingen’ heeft beoordeeld. Dat [verzekeringsarts b&b 1] deze rapportage heeft betrokken blijkt voorts uit het gegeven dat die informatie voor [verzekeringsarts b&b 1] juist aanleiding gevormd heeft om extra beperkingen in de FML te stellen.
De rechtbank is voorts niet gebleken dat [verzekeringsarts b&b 1] de beperkingen van eiseres niet juist heeft vastgesteld.
Eiseres betwist dat. Zij stelt meer beperkingen te hebben en volledig arbeidsongeschikt te zijn. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij in beroep stukken overgelegd over haar Ziektewetuitkering. Het gaat om een beslissing op bezwaar van 22 mei 2023, een rapportage van [verzekeringsarts b&b 3] van 26 april 2023 en een rapportage van [arbeidsdeskundige b&b] van 12 mei 2023. Hieruit blijkt volgens eiseres dat zij meer beperkt is dan [verzekeringsarts b&b 1] heeft aangenomen.
De rechtbank heeft deze stukken per abuis niet doorgestuurd aan het UWV. Het UWV heeft deze stukken daarom niet kunnen voorleggen aan een verzekeringsarts b&b en daarop is dan ook geen reactie van de verzekeringsarts b&b gevolgd. Ter zitting heeft de gemachtigde van het UWV gesteld dat er ook geen reden is om deze stukken (nog) voor te leggen aan een verzekeringsarts b&b. [verzekeringsarts b&b 3] heeft in de Ziektewetzaak meer beperkingen aangenomen dan [verzekeringsarts b&b 1] in deze WIA-zaak omdat [verzekeringsarts b&b 3] concludeerde dat er sprake was van een toename van de beperkingen van eiseres per
23 januari 2023. De datum in geding in deze zaak is 9 september 2021. Dat er sprake is van een toename nadien en dat dat heeft geleid tot het stellen van extra beperkingen leidt de gemachtigde van het UWV af uit het verslag van de hoorzitting van 12 april 2023, zoals opgenomen in de rapportage van [verzekeringsarts b&b 3] , waarin is aangegeven dat de klachten verergerd zijn en dat eiseres medicatie moet slikken voor de hartslag. Voorts kan dit worden afgeleid uit de conclusie van [verzekeringsarts b&b 3] dat, kijkende naar de bevindingen in het APA-rapport, het rapport van de ergotherapeut en de bevindingen bij het spreekuur, er sprake is van toegenomen beperkingen per 23 januari 2023 in vergelijking met de FML die verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts b&b 1] op 28 december 2022 heeft opgesteld.
De rechtbank acht deze reactie van de gemachtigde van het UWV afdoende en ziet geen reden om de door eiseres overlegde stukken over de Ziektewet alsnog voor te laten leggen aan een verzekeringsarts b&b in deze WIA-zaak. De rechtbank betrekt bij dit oordeel dat ook zij uit de rapportage van [verzekeringsarts b&b 3] afleidt dat [verzekeringsarts b&b 3] meer beperkingen heeft gesteld vanwege toegenomen beperkingen per 23 januari 2023. Uit die rapportage en ook de overige stukken leidt de rechtbank niet af dat die toegenomen beperkingen al aan de orde waren op de datum in geding in deze zaak, 9 september 2021. Dat betekent dat de door [verzekeringsarts b&b 3] gestelde extra beperkingen in de Ziektewetzaak niet ook in deze WIA-zaak gesteld hoeven worden noch dat de verzekeringsartsen in deze zaak de beperkingen van eiseres (op de door haar benoemde beoordelingspunt) niet juist hebben vastgesteld.
Met betrekking tot de stelling van eiseres dat zij volledig arbeidsongeschikt is overweegt de rechtbank dat van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden pas sprake kan zijn als er geen benutbare mogelijkheden zijn. Op grond van artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten worden alleen geen benutbare mogelijkheden aangenomen als betrokkene is opgenomen in een ziekenhuis of instelling, bedlegerig is, lichamelijk niet zelfredzaam is of als gevolg van een ernstige psychische stoornis psychisch niet zelfredzaam is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de primaire verzekeringsarts afdoende gemotiveerd dat eiseres niet aan die criteria voldoet.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen reden is om te concluderen dat de verzekeringsartsen geen goed beeld hadden van de klachten en beperkingen van eiseres en dat zij haar belastbaarheid niet juist hebben ingeschat. De rechtbank gaat dan ook uit van de juistheid van die belastbaarheid, vastgelegd in de FML van 28 december 2022.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML van 28 december 2022 de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), controleur (Sbc-code 267060) en administratief medewerker (Sbc-code 315133).
De arbeidsdeskundige b&b heeft het opleidingsniveau van eiseres vastgesteld op 4, omdat eiseres een MAVO-diploma heeft en opleidingen tot Zweminstructrice op MBO-2-niveau en tot Verzorgende IG op MBO-3-niveau heeft gevolgd.
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat als rekening wordt gehouden met de beperkingen uit het NPO dat zij deze functies niet kan verrichten.
Eiseres stelt verder dat ten onrechte opleidingsniveau 4 is aangehouden. Dat zou niveau 5 moeten zijn.
5.3.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b afdoende gemotiveerd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres en haar belastbaarheid niet overschrijden. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Daar is de rechtbank het, zoals overwogen, niet mee eens.
Met betrekking tot het opleidingsniveau overweegt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige b&b deze juist heeft vastgesteld op 4, gelet op de door eiseres afgeronde opleidingen.
Ter zitting heeft gemachtigde van het UWV toegelicht dat de door eiseres gevolgde opleiding NLP geen volledige HBO-opleiding is geweest en dat daarom het opleidingsniveau van eiseres is bepaald op 4. De rechtbank acht dat juist.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 9 september 2021.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 9 september 2021.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alpen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 23 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: Wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Artikel 2 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten bepaalt:
2. Van het arbeidsdeskundig onderzoek kan worden afgezien:
a. gedurende de periode waarin uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene geen benutbare mogelijkheden heeft;
b. indien uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene benutbare mogelijkheden heeft maar dat hij die mogelijkheden naar verwachting binnen drie maanden zal verliezen, en dit verlies in een verzekeringsgeneeskundig onderzoek wordt vastgesteld;
c. indien uit verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene benutbare mogelijkheden heeft maar dat hij wegens zijn terminale ziekte een zodanig slechte levensverwachting heeft dat hij die mogelijkheden naar verwachting binnen afzienbare termijn zal verliezen, en dit verlies in een verzekeringsgeneeskundig onderzoek wordt vastgesteld;
d. indien uit verzekeringsgeneeskundig onderzoek blijkt dat betrokkene zodanig wisselend belastbaar is voor arbeid dat betrokkene geen benutbare mogelijkheden heeft.
5. Benutbare mogelijkheden als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid zijn alleen dan niet aanwezig indien:
a. betrokkene is opgenomen in een ziekenhuis of in een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet toelating zorginstellingen die zorg verleent waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wet langdurige zorg, met uitzondering van een inrichting waar geestelijk gestoorde delinquenten van overheidswege verpleegd worden;
b. betrokkene bedlegerig is;
c. betrokkene voor het uitvoeren van activiteiten van het dagelijks leven dermate afhankelijk is dat hij lichamelijk niet zelfredzaam is; of
d. betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband alsook in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is.