ECLI:NL:RBZWB:2024:321

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
02-147932-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij heling van auto’s

Op 24 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van heling van twee auto’s. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte, geboren in 1989 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd bijgestaan door raadsman mr. F. Bajrami. De tenlastelegging was gewijzigd en de rechtbank bevestigde de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van de officier van justitie.

De officier van justitie pleitte voor vrijspraak, stellende dat het bewijs tegen de verdachte onvoldoende wettig en overtuigend was. Het enige bewijs was dat de verdachte in de auto zat met twee medeverdachten die sleutels van gestolen auto’s bij zich hadden. De verdediging voerde aan dat de aanwezigheid van de verdachte in de auto en op het parkeerterrein niet voldoende was om te concluderen dat hij op de hoogte was van de criminele herkomst van de voertuigen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de omstandigheden verdacht waren, er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de heling van de auto’s vast te stellen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-147932-22
vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] , [land] ,
zonder vaste woon-of verblijfplaats in Nederland,
laatst opgegeven verblijfsadres: [verblijfsadres] ,
adres in buitenland: [adres] ,
raadsman mr. F. Bajrami, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Mr. T. Polat nam waar voor mr. Bajrami.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat twee auto’s heeft geheeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van beide feiten. Het enige bewijsmiddel tegen verdachte is dat hij in de auto zat met twee medeverdachten die sleutels van gestolen auto’s bij zich hadden. Het is wel vreemd dat verdachte midden in de nacht met twee anderen gaat rijden terwijl hij wilde slapen omdat hij de volgende dag een klus moest doen. De vraag is of dit voldoende is om te komen tot wettig en overtuigend bewijs dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat er auto’s geheeld werden. De officier van justitie is van mening dat er wel overtuigend, maar onvoldoende wettig bewijs is. Daarom dient vrijspraak te volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de tenlastegelegde opzetheling. Het enkel aantreffen van verdachte in de auto bij de
medeverdachten en zijn aanwezigheid op het parkeerterrein is onvoldoende om vast te stellen dat hij de twee voertuigen voorhanden heeft gehad. Uit het dossier kan ook niet worden afgeleid dat hij enige wetenschap zou hebben gehad van de criminele herkomst van de voertuigen. Verdachte heeft verklaard dat hij niets wist van een losse autosleutel in de Polo en van een tas met autosleutels. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs en daarom dient vrijspraak te volgen voor de tenlastegelegde opzetheling. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldheling van beide auto’s.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Via ANPR kreeg de politie de melding dat er een gestolen auto met Frans kenteken Nederland binnenkwam. De auto werd even later aangetroffen op de parkeerplaats bij de Oesterdam in Tholen. De politie zag een Volkswagen Polo wegrijden die uit de richting van de parkeerplaats kwam. Naast het gestolen voertuig stond nog een auto met een Frans kenteken. Deze auto stond ook geregistreerd als gestolen. De politie heeft een stopteken en volgteken gegeven aan de bestuurder van de Volkswagen Polo. Vanuit de passagierszijde werd een zwarte schoudertas uit het voertuig gegooid. In deze schoudertas zaten twee autosleutels. Deze autosleutels pasten op de twee auto’s met Frans kenteken die op de parkeerplaats stonden. Verdachte bevond zich bij de aanhouding op de achterbank van de Volkswagen Polo. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist wat de bedoeling was.
Naar het oordeel van de rechtbank is het zeer vreemd dat verdachte midden in de nacht wordt aangetroffen in een auto met twee medeverdachten in de nabijheid van twee gestolen auto’s. Verdachte heeft een vaag verhaal gegeven over zijn aanwezigheid daar. Hij heeft namelijk verklaard dat hij was meegereden met zijn collega, [medeverdachte] , omdat hij de volgende ochtend moest werken in Roosendaal. Hij heeft verklaard meermalen in slaap te zijn gevallen en niets te weten van de tas die naar buiten werd gegooid. Hoewel dit verhaal de nodige vragen oproept, is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de heling van de auto’s. Om die reden dient verdachte van beide feiten te worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder feit 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 januari 2024.