Beoordeling door de voorzieningenrechter
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
9. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.
Standpunt verzoekster
10. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet in de woning verbleef en ook niet wist dat er drugs in de woning lagen. De totoformulieren en het contante geld die bij haar broer zijn aangetroffen hebben niets te maken met de drugs. Verzoekster is van mening dat sluiting niet noodzakelijk is. Bij verzoekster ontbreekt iedere vorm van schuld, dan wel verwijtbaarheid. Vanaf 12 oktober 2023 verblijft verzoekster samen met haar moeder weer in de woning. Verzoekster heeft opgemerkt dat de constatering dat er drugs in de woning was al van 8 maanden geleden is. Er is niet gebleken dat er sindsdien sprake was van overlast. Verzoekster is van mening dat met een waarschuwing volstaan had kunnen worden. De stelling van de burgemeester dat de woning is gelegen in een voor drugshandel kwetsbare omgeving is niet onderbouwd. Verzoekster is ook niet op de hoogte van een MMA-melding. De sluiting is onrechtmatig en voldoet niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Als sluiting van de woning noodzakelijk zou zijn, dan stelt verzoekster zich op het standpunt dat sluiting niet evenredig is. Verder heeft verzoekster nog opgemerkt dat zij gebonden is aan de woning.
Toetsingskader voorlopige voorziening
11. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
12. De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Overwegingen voorzieningenrechter
13. Niet in geschil is dat de politie op 15 augustus 2023 een grote hoeveelheid softdrugs in de woning heeft aangetroffen. Ook is niet in geschil dat de burgemeester, gelet op deze hoeveelheid, bevoegd is de woning te sluiten.
14. Ingevolge de beleidsregels wordt bij een ernstig geval van handel in softdrugs de woning voor één maand gesloten, indien er sprake is van een woning van een woningcorporatie. De sluiting van de woning is in overeenstemming met dit beleid. Dit wordt ook niet betwist door verzoekster.
Gebruik maken van de bevoegdheid
15. In artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Ingevolge artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt de burgemeester overeenkomstig zijn beleid tenzij dit leidt tot gevolgen die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
16. Naar vaste rechtspraak moet aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
17. Ter zitting is namens de minister erkend dat er geen loop meer naar de woning is en dat er geen MMAmeldingen meer zijn geweest nadat verzoekster en haar moeder weer in de woning verbleven. De burgemeester is echter van mening dat er nog steeds een noodzaak is voor sluiting om de band tussen de woning en het criminele circuit te verbreken. Het feit dat de loop naar de woning is verdwenen, wil volgens de burgemeester niet zeggen dat de woning niet meer bekend is bij het criminele circuit. Verder heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat van sluiting ook een signaalfunctie uitgaat.
18. De voorzieningenrechter is van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat er een noodzaak bestaat tot sluiting van de woning. Er is geen enkele aanwijzing dat er vanaf 12 oktober 2023 nog drugs in de woning aanwezig zijn. Verzoekster en haar moeder zijn ook niet bekend met antecedenten op het gebied van overtreding van de opiumwet. Gelet op het ontbreken van MMA meldingen na 12 oktober 2023, het gegeven dat er ook anderszins niet is gebleken van een loop naar de woning en het feit dat de broer en/of de vriend van de broer niet meer in de woning aanwezig zijn, kan zonder nadere motivering niet met recht gesteld worden dat er nog sprake is van een band tussen de woning en het criminele circuit. Het doorbreken van die band kan daarom niet ten grondslag worden gelegd aan de noodzaak tot sluiting.
19. Omdat niet is gebleken dat er nog een band is tussen de woning en het criminele circuit kan de noodzaak ook niet gelegen zijn in het herstellen van de rust rondom de woning of het wegnemen van risico’s voor de omwonenden. Overigens is ter zitting, anders dan in het bestreden besluit, niet meer gesteld dat de noodzaak daarin gelegen is. Blijft over het preventieve effect van de sluiting als argument voor de sluiting. Hoewel de voorzieningenrechter erkent dat van sluiting van een woning een preventief effect kan uitgaan, is dit argument op zichzelf in deze zaak onvoldoende om te spreken van een noodzaak tot sluiting.
20. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat vooralsnog onvoldoende is gebleken van een noodzaak tot sluiting van de woning. Dit betekent dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik kan maken.
21. Daarnaast neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat niet gesteld is dat verzoekster en/of haar moeder op de hoogte waren van de aanwezigheid van de drugs in de woning tijdens hun verblijf in Turkije. De stelling van de burgemeester dat verzoekster en haar moeder, gelet op hun langere verblijf in Turkije meer maatregelen hadden moeten treffen om te voorkomen dat er drugs in de woning zou worden gebracht (zoals het informeren van de buurt of het installeren van een camera), volgt de voorzieningenrechter niet. Verzoekster heeft haar broer gevraagd om op de woning te passen. Ter zitting is onweersproken gesteld dat de broer wekelijks langs kwam om de planten water te geven en voor de post te zorgen. Hiermee heeft verzoekster in beginsel een adequate vorm van toezicht op de woning geregeld. Dit zou mogelijk anders zijn als verzoekster en/of haar moeder wisten of redenen hadden om te vermoeden dat hun broer zich bezig hield met opium gerelateerde zaken, maar dat wordt niet gesteld door de burgemeester. Verder is ook nog van belang dat verzoekster, zo blijkt uit de overgelegde medische gegevens, een zeer kwetsbare persoonlijkheid heeft met een matige verstandelijke beperking. Aannemelijk is dat het tijdelijk moeten vertrekken uit de woning voor veel stress en spanning zal zorgen, waardoor zij mogelijk kan ontregelen. Voor zover de burgemeester in de bezwaarprocedure een toereikende onderbouwing voor de noodzaak tot sluiting zou kunnen geven, zal hij ook deze aspecten moeten betrekken bij zijn besluitvorming.
22. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal daarom worden toegewezen.
22. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,‑ en wegingsfactor 1).