ECLI:NL:RBZWB:2024:3208

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
BRE 24/3236 OPIUM
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld met betrekking tot de sluiting van een woning in Tilburg. De burgemeester had op 26 maart 2024 besloten de woning te sluiten voor de duur van één maand, na een incident op 15 augustus 2023 waarbij drugs in de woning werden aangetroffen. Verzoekster, die samen met haar moeder in de woning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, stellende dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van drugs en dat de sluiting niet noodzakelijk is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 mei 2024 behandeld, waarbij de burgemeester en de gemachtigde van verzoekster aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor de noodzaak tot sluiting van de woning, aangezien er geen aanwijzingen zijn dat er na 12 oktober 2023 nog drugs aanwezig waren. De burgemeester kan niet in redelijkheid gebruik maken van zijn bevoegdheid tot sluiting, en het verzoek wordt toegewezen. De burgemeester wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3236 OPIUM

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. R. van 't Land),
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg

(gemachtigde: )
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
Stichting WonenBreburg, te Tilburg.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster inzake de sluiting van de woning aan [adres] (hierna de woning) te [plaats] .
2. Met het bestreden besluit van 26 maart 2024 heeft de burgemeester aangekondigd de woning te sluiten voor de duur van één maand met ingang van 16 april 2024. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
3. De burgemeester heeft op 12 april 2024 meegedeeld de effectuering van het bestreden besluit op te schorten tot 3 dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster en namens de burgemeester [gemachtigde] .
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. Verzoekster woont samen met haar moeder in de woning. Zij huurt deze woning van WonenBreburg. Verzoekster is met haar moeder van 11 april 2023 tot 12 oktober 2023 in Turkije geweest.
5. In een bestuurlijke rapportage van 15 november 2023 heeft de politie Zeeland-West-Brabant aan de burgemeester gerapporteerd dat op 15 augustus 2023 een vechtpartij is gemeld bij de woning. De man die in de woning verbleef was neergestoken. Na het betreden van de woning bleek dat in de woning henneptoppen, hasjiesj en lachgas aanwezig waren. Ook werd er een geldbedrag van € 2.400,-- en toto formulieren in beslag genomen. Het slachtoffer van het steekincident is als verdachte van bezit c.q. handel in softdrugs aangehouden.
6. Uit de rapportage blijkt dat de volgende hoeveelheden in de woning aanwezig waren:
  • 1158 gram henneprestanten
  • 1100 gram hasjiesj
  • 1044 gram hennep
  • 9 flessen lachgas met een inhoud van 2000 gram per fles
In de rapportage is verder opgenomen dat de verdachte verklaarde dat hij de broer van verzoekster was en dat hij af en toe in de woning kwam voor de post. Verder zou hij hebben verklaard dat een andere man tijdelijk in de woning verblijft. In het verhoor met betrekking tot de aangetroffen drugs heeft de verdachte zich beroepen op zijn zwijgrecht.
7. De burgemeester heeft op 3 januari 2024 aan verzoekster en derde partij meegedeeld het voornemen te hebben de woning te sluiten. Verzoekster heeft een zienswijze ingediend.
Met het bestreden besluit heeft de burgemeester de sluiting van de woning gelast voor de duur van één maand.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Wettelijk kader
9. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.
Standpunt verzoekster
10. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet in de woning verbleef en ook niet wist dat er drugs in de woning lagen. De totoformulieren en het contante geld die bij haar broer zijn aangetroffen hebben niets te maken met de drugs. Verzoekster is van mening dat sluiting niet noodzakelijk is. Bij verzoekster ontbreekt iedere vorm van schuld, dan wel verwijtbaarheid. Vanaf 12 oktober 2023 verblijft verzoekster samen met haar moeder weer in de woning. Verzoekster heeft opgemerkt dat de constatering dat er drugs in de woning was al van 8 maanden geleden is. Er is niet gebleken dat er sindsdien sprake was van overlast. Verzoekster is van mening dat met een waarschuwing volstaan had kunnen worden. De stelling van de burgemeester dat de woning is gelegen in een voor drugshandel kwetsbare omgeving is niet onderbouwd. Verzoekster is ook niet op de hoogte van een MMA-melding. De sluiting is onrechtmatig en voldoet niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Als sluiting van de woning noodzakelijk zou zijn, dan stelt verzoekster zich op het standpunt dat sluiting niet evenredig is. Verder heeft verzoekster nog opgemerkt dat zij gebonden is aan de woning.

Toetsingskader voorlopige voorziening

11. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
12. De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Overwegingen voorzieningenrechter
Bevoegdheid burgemeester
13. Niet in geschil is dat de politie op 15 augustus 2023 een grote hoeveelheid softdrugs in de woning heeft aangetroffen. Ook is niet in geschil dat de burgemeester, gelet op deze hoeveelheid, bevoegd is de woning te sluiten.
Beleidsregels
14. Ingevolge de beleidsregels wordt bij een ernstig geval van handel in softdrugs de woning voor één maand gesloten, indien er sprake is van een woning van een woningcorporatie. De sluiting van de woning is in overeenstemming met dit beleid. Dit wordt ook niet betwist door verzoekster.
Gebruik maken van de bevoegdheid
15. In artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Ingevolge artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt de burgemeester overeenkomstig zijn beleid tenzij dit leidt tot gevolgen die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
Noodzaak van de sluiting
16. Naar vaste rechtspraak moet aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. [1]
17. Ter zitting is namens de minister erkend dat er geen loop meer naar de woning is en dat er geen MMA [2] meldingen meer zijn geweest nadat verzoekster en haar moeder weer in de woning verbleven. De burgemeester is echter van mening dat er nog steeds een noodzaak is voor sluiting om de band tussen de woning en het criminele circuit te verbreken. Het feit dat de loop naar de woning is verdwenen, wil volgens de burgemeester niet zeggen dat de woning niet meer bekend is bij het criminele circuit. Verder heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat van sluiting ook een signaalfunctie uitgaat.
18. De voorzieningenrechter is van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat er een noodzaak bestaat tot sluiting van de woning. Er is geen enkele aanwijzing dat er vanaf 12 oktober 2023 nog drugs in de woning aanwezig zijn. Verzoekster en haar moeder zijn ook niet bekend met antecedenten op het gebied van overtreding van de opiumwet. Gelet op het ontbreken van MMA meldingen na 12 oktober 2023, het gegeven dat er ook anderszins niet is gebleken van een loop naar de woning en het feit dat de broer en/of de vriend van de broer niet meer in de woning aanwezig zijn, kan zonder nadere motivering niet met recht gesteld worden dat er nog sprake is van een band tussen de woning en het criminele circuit. Het doorbreken van die band kan daarom niet ten grondslag worden gelegd aan de noodzaak tot sluiting.
19. Omdat niet is gebleken dat er nog een band is tussen de woning en het criminele circuit kan de noodzaak ook niet gelegen zijn in het herstellen van de rust rondom de woning of het wegnemen van risico’s voor de omwonenden. Overigens is ter zitting, anders dan in het bestreden besluit, niet meer gesteld dat de noodzaak daarin gelegen is. Blijft over het preventieve effect van de sluiting als argument voor de sluiting. Hoewel de voorzieningenrechter erkent dat van sluiting van een woning een preventief effect kan uitgaan, is dit argument op zichzelf in deze zaak onvoldoende om te spreken van een noodzaak tot sluiting.
20. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat vooralsnog onvoldoende is gebleken van een noodzaak tot sluiting van de woning. Dit betekent dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik kan maken.
21. Daarnaast neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat niet gesteld is dat verzoekster en/of haar moeder op de hoogte waren van de aanwezigheid van de drugs in de woning tijdens hun verblijf in Turkije. De stelling van de burgemeester dat verzoekster en haar moeder, gelet op hun langere verblijf in Turkije meer maatregelen hadden moeten treffen om te voorkomen dat er drugs in de woning zou worden gebracht (zoals het informeren van de buurt of het installeren van een camera), volgt de voorzieningenrechter niet. Verzoekster heeft haar broer gevraagd om op de woning te passen. Ter zitting is onweersproken gesteld dat de broer wekelijks langs kwam om de planten water te geven en voor de post te zorgen. Hiermee heeft verzoekster in beginsel een adequate vorm van toezicht op de woning geregeld. Dit zou mogelijk anders zijn als verzoekster en/of haar moeder wisten of redenen hadden om te vermoeden dat hun broer zich bezig hield met opium gerelateerde zaken, maar dat wordt niet gesteld door de burgemeester. Verder is ook nog van belang dat verzoekster, zo blijkt uit de overgelegde medische gegevens, een zeer kwetsbare persoonlijkheid heeft met een matige verstandelijke beperking. Aannemelijk is dat het tijdelijk moeten vertrekken uit de woning voor veel stress en spanning zal zorgen, waardoor zij mogelijk kan ontregelen. Voor zover de burgemeester in de bezwaarprocedure een toereikende onderbouwing voor de noodzaak tot sluiting zou kunnen geven, zal hij ook deze aspecten moeten betrekken bij zijn besluitvorming.
Conclusie
22. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zal daarom worden toegewezen.
22. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 187,-- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.750,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier op 17 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Artikel 5:1
1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet
Artikel 3
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Hasjiesj, hennep en lachgas staan vermeld op lijst II
Beleidsregels artikel 13b Opiumwet
In de beleidsregels is bepaald dat als er in de woning softdrugs wordt aangetroffen er in beginsel bij de eerste overtreding wordt volstaan met het geven van een waarschuwing. Bij een volgende overtreding volgt sluiting van de woning. Is er sprake van een ernstig geval (meer dan 50 planten of meer dan 300 gram softdrugs) wordt de sanctie opgelegd die hoort bij de 2e of volgende constatering. Dat is een sluiting van 3 maanden.
Voor woningen van woningcorporaties is een afwijkende regeling opgenomen. Als er sprake is van een hoeveelheid softdrugs van meer dan 50 planten of meer dan 300 gram is er sprake van een ernstig geval en volgt sluiting van 1 maand. Bij recidive of zeer ernstige gevallen is deze uitzondering niet van toepassing en wordt het reguliere beleid gevolgd.

Voetnoten

2.Meld Misdaad Anoniem