In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2024, stond de verdachte terecht voor meerdere tenlastegelegde feiten, waaronder afpersing en diefstal. De verdachte was betrokken bij een poging tot afpersing van het slachtoffer, waarbij hij samen met anderen naar het autobedrijf van het slachtoffer ging. De rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte niet voldoende was om hem als medepleger van de afpersing aan te merken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde afpersingen en de wederrechtelijke vrijheidsberoving, maar vond hem wel schuldig aan de diefstal van een autosleutel. De rechtbank baseerde haar oordeel op de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdachte had de autosleutel weggenomen terwijl het slachtoffer onder druk stond, wat de rechtbank als misbruik van de situatie beschouwde. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die gelijk was aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij zijn leven weer op de rails had.