Op 16 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een poging tot afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een slachtoffer op 2 maart 2023. De verdachte was één van de zes personen die naar het bedrijf van het slachtoffer gingen met de intentie om geld en auto’s af te persen. Door ingrijpen van de politie kon dit worden voorkomen. De rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte niet zodanig was dat hij als medepleger kon worden aangemerkt, waardoor hij werd vrijgesproken van de tenlastegelegde afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte een autosleutel heeft weggenomen, wat resulteerde in een veroordeling voor diefstal. De verdachte had de gelegenheid benut om de autosleutel van het slachtoffer te stelen, terwijl hij zich in een situatie bevond waarin het slachtoffer werd bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als medepleger van de afpersing kon worden aangemerkt, omdat er onvoldoende bewijs was voor een actieve rol in de bedreiging of de poging tot afpersing. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de andere tenlastegelegde feiten, maar legde hem een gevangenisstraf op die gelijk was aan de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken, vooral in gevallen van medeplegen, en de noodzaak om de rol van elke verdachte in de gepleegde feiten nauwkeurig te beoordelen. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen in de strafoplegging, maar concludeerde dat de diefstal van de autosleutel een strafbare handeling was die niet onbestraft kon blijven.