ECLI:NL:RBZWB:2024:319

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
02-147914-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzetheling van drie gestolen auto’s met taakstraf

Op 24 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzetheling van drie gestolen auto’s. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte, geboren in 1992, werd bijgestaan door raadsman mr. F. Bajrami. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die was gewijzigd, geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de opzetheling van drie auto’s, gebaseerd op bewijs dat de verdachte de bestuurder was van een auto die in de nabijheid van de gestolen voertuigen werd aangetroffen. Tijdens de achtervolging door de politie werd een tas met sleutels van de gestolen auto’s uit de auto gegooid. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en medeverdachten, en dat de verdachte op de hoogte moest zijn geweest van de diefstal van de auto’s.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 240 uren, met aftrek van voorarrest, en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De beslissing berustte op de artikelen 47, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. D.L.J. Martens, en is openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-147914-22
vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992, te [geboorteplaats] , [land] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. F. Bajrami, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Mr. T. Polat nam waar voor mr. Bajrami.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte drie auto’s heeft geheeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de drie tenlastegelegde opzethelingen. Hij baseert zich daarbij op het feit dat verdachte de bestuurder was van de VW Polo die bij de gestolen auto’s wegreed. Hij zat samen in de auto met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Uit zijn auto werd tijdens de vlucht voor de politie een tas gegooid met sleutels die op de gestolen auto’s pasten. Een derde sleutel die in zijn auto lag, paste op een andere gestolen auto. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd, maar [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in opdracht en voor geld de auto’s moest verplaatsen en dat het verdachte was die het contact had met de opdrachtgever. In de telefoon van [medeverdachte 1] werden chats tussen verdachte en hem aangetroffen met foto’s van de auto’s. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden moet verdachte hebben geweten dat het om gestolen auto’s ging. Er was, gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] dat verdachte contact had met de opdrachtgever en hem reed naar de plaatsen waar auto’s moesten worden verplaatst, sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] . Het medeplegen kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de tenlastegelegde opzethelingen. Over feit 1 heeft de verdediging betoogd dat uit het dossier niet kan worden afgeleid of en, zo ja, in welke vorm er contact is geweest over deze auto en niet kan worden afgeleid dat verdachte enige betrokkenheid had bij dit voertuig. Dat de autosleutel in de auto lag, veronderstelt niet zonder meer feitelijke zeggenschap over de autosleutel dan wel over het voertuig, omdat niet vaststaat dat verdachte wist dat de sleutel in de auto lag. Ook de chats met onder meer foto’s van dit voertuig zeggen niets over de betrokkenheid van verdachte. Over de feiten 2 en 3 heeft de verdediging betoogd dat niet aangetoond kan worden dat verdachte de beschikkingsmacht over de auto’s heeft gehad. Ook blijkt niet dat er wetenschap was bij verdachte dat er autosleutels van beide auto’s in de tas zaten. De verklaring van [medeverdachte 1] over de betrokkenheid van verdachte is onvoldoende om deze wetenschap aan te nemen, omdat deze verklaring geen steun vindt in het dossier. Voor de bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldhelingen bij de drie feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten
De rechtbank stelt op grond van het dossier het volgende vast.
Via ANPR kreeg de politie op maandag 13 juni 2022, om 01:58 uur de melding dat er een gestolen auto met Frans kenteken [kenteken 1] Nederland binnenkwam. Deze auto werd even later aangetroffen op de parkeerplaats bij de Oesterdam te Tholen. Naast het gestolen voertuig stond nog een auto met een Frans kenteken [kenteken 2] . Deze auto bleek ook als gestolen geregistreerd te staan. De politie zag een Volkswagen Polo wegrijden, die uit de richting van de parkeerplaats kwam.
Bij het Shell tankstation in de richting van Poortvliet passeerde de Volkswagen Polo de politie. De politie heeft vervolgens een stopteken en volgteken gegeven aan de bestuurder van de Volkswagen Polo. De auto begon daarop erg te slingeren. Vanuit de passagierszijde, waar naar later bleek [medeverdachte 1] zat, werd een zwarte schoudertas uit het voertuig gegooid. In deze schoudertas zaten twee autosleutels. Deze autosleutels pasten op de twee auto’s met Franse kentekens die op de parkeerplaats stonden. In de Volkswagen Polo werd ook nog een Peugeot autosleutelzender aangetroffen in een opberglade onder het handschoenenkastje.
Verdachte was de bestuurder van de auto, [medeverdachte 1] zat op de passagiersstoel en [medeverdachte 2] zat achterin de auto.
De telefoon van [medeverdachte 1] is onderzocht. In de telefoon zijn foto’s van een blauwe Peugeot 3008 aangetroffen op een parkeerplaats met als achtergrond een geelkleurig reclamebord zichtbaar met daarop de letters HTV met daaronder twee tennisrackets. De politie heeft onderzocht waar deze auto zou kunnen staan en dit bleek de parkeerplaats van HTV in Halsteren te zijn, alwaar een gele Peugeot is aangetroffen. De sleutel die onder het handschoenenkastje van de Polo was aangetroffen, paste op deze Peugeot met [kenteken 3] . Ook deze auto bleek te zijn gestolen. In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn chats met verdachte met foto’s van de drie gestolen auto’s aangetroffen.
Verklaring [medeverdachte 1]
heeft bij de politie verklaard dat hij door verdachte was gevraagd in opdracht van een Litouwer of Oekraïner een auto van de ene parkeerplaats naar een andere parkeerplaats te brengen. Hij zou daar 400 euro voor krijgen. Hij had de gele Peugeot die in Halsteren was aangetroffen, eerder al verplaatst. De auto’s in Tholen moesten nog verplaatst worden. Hij wilde – naar eigen zeggen – gewoon snel geld verdienen. Nu [medeverdachte 1] zichzelf belast met deze verklaring, acht de rechtbank deze verklaring geloofwaardig. Bovendien past deze verklaring over de samenwerking met verdachte ook bij de aangetroffen chats met foto’s van de drie gestolen voertuigen. De rechtbank gaat ervan uit dat deze verklaring betrouwbaar is en legt deze dan ook mede ten grondslag aan de bewezenverklaring.
Opzet- of schuldheling
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte en de medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van opzetheling of schuldheling van de drie hiervoor genoemde auto’s.
Om tot bewezenverklaring van opzet- dan wel schuldheling te kunnen komen, is op de eerste plaats vereist dat kan worden vastgesteld dat de dader de auto’s voorhanden heeft gehad, in die zin dat hij daarover een zekere beschikkingsmacht heeft gehad. Voorts is vereist dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto’s wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren.
Verdachte en de medeverdachten werden midden in de nacht aangetroffen nabij twee van de drie gestolen auto’s. Verdachte was bestuurder van de auto waarin een autosleutel werd aangetroffen en van waaruit een tas met de andere twee sleutels werd gegooid. De sleutels behoorden bij de gestolen auto’s. In de chats tussen verdachte en [medeverdachte 1] zijn foto’s van de drie gestolen voertuigen aangetroffen. [medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat verdachte het altijd regelde en contact had met de opdrachtgever.
Uit dit handelen van verdachte en [medeverdachte 1] blijkt van een gezamenlijk plan en een onderlinge taakverdeling. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Ook volgt uit het voorgaande dat verdachte en [medeverdachte 1] de auto’s voorhanden hadden. Zij waren immers samen in het bezit van de bijbehorende sleutels.
Gelet op de omstandigheden waaronder verdachten werden aangetroffen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat zij moeten hebben geweten dat de auto’s van diefstal afkomstig waren. Er is dan ook sprake van voorwaardelijke opzet en dus van opzetheling.
Het medeplegen van opzetheling, zoals tenlastegelegd bij feit 1, 2 en 3 acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 9 juni 2022 tot en met 13 juni 2022 te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een (personen)auto (met Frans kenteken [kenteken 3] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
op 13 juni 2022 te Tholen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een (personen)auto (met Frans kenteken [kenteken 2] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
op13 juni 2022 te Tholen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een (personen)auto (met Frans kenteken [kenteken 1] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de betoogde vrijspraken dient geen straf te worden opgelegd. Subsidiair is betoogd dat, indien er toch een straf dient te worden opgelegd, een taakstraf of een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan opzetheling van drie auto’s. Hij heeft zo bewust bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen auto’s. Zonder helers zijn er immers geen stelers. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met deze delicten geen enkel respect heeft getoond voor de eigendommen van anderen en zijn eigen financiële gewin hierboven heeft geplaatst.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank houdt ook rekening met straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld, maar niet voor heling of een ander vermogensdelict.
Voor heling van auto’s zijn geen oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgelegd. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de straffen die normaliter voor diefstal van auto’s worden opgelegd. Bij een first offender is dat een taakstraf van 120 uur per feit. Voor heling wordt doorgaans de straf met een derde verminderd.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. In strafvermeerderende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte de opzethelingen met anderen heeft gepleegd.
De door de officier van justitie geëiste taakstraf van 180 uur is gelet hierop te laag. Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf van 240 uur met aftrek van voorarrest passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 tot en met 3:Medeplegen van opzetheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 januari 2024.