Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de onder 1, 2 primair en subsidiair en 3 tenlastegelegde feiten.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 16 mei 2024 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld, stond de verdachte terecht voor de tenlastelegging van afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De zaak vond zijn oorsprong in een incident waarbij de verdachte samen met vijf anderen naar het bedrijf van het slachtoffer ging met de intentie om geld en auto’s af te persen. Door ingrijpen van de politie kon dit worden voorkomen. De rechtbank oordeelde dat de rol van de verdachte niet zodanig was dat hij als medepleger kon worden aangemerkt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De officier van justitie had verzocht om vrijspraak voor de verdachte, en de rechtbank volgde dit verzoek. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van getuigen en de camerabeelden onvoldoende bewijs boden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de afpersing en de wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, en dat de aanwezigheid van de verdachte niet voldoende was om hem verantwoordelijk te houden voor de gepleegde strafbare feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.