ECLI:NL:RBZWB:2024:3165

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
23-021672 en 23-021671
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om hogere vergoeding voor onterecht ondergane inverzekeringstelling

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoekster die een vergoeding vroeg voor schade wegens onterecht ondergane inverzekeringstelling. De verzoekster, geboren in 1988, had op 22 oktober 2022 een aanhouding ondergaan en was op 23 oktober 2022 in verzekering gesteld wegens verdenking van poging tot moord. De strafzaak tegen haar werd op 24 augustus 2023 geseponeerd. De verzoekster vroeg een vergoeding van € 780,00 voor de schade door de inverzekeringstelling en € 680,00 voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie stelde echter dat slechts een bedrag van € 390,00 voor de inverzekeringstelling toewijsbaar was, omdat de verzoekster onvoldoende had onderbouwd waarom de standaardvergoeding verdubbeld zou moeten worden.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 16 april 2024 werd de verzoekster niet gehoord, maar haar advocaat, mr. D.T. Stoof, voerde aan dat de inverzekeringstelling traumatisch was geweest voor de verzoekster. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster geen bijzondere omstandigheden had aangetoond die een hogere vergoeding rechtvaardigden. De rechtbank wees het verzoek tot hogere vergoeding af, maar kende wel een bedrag van € 390,00 toe voor de dagen die de verzoekster onterecht in verzekering had doorgebracht, en € 680,00 voor de kosten van het verzoekschrift. De rechtbank benadrukte dat de gebruikelijke forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor de inverzekeringstelling niet was overschreden en dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor een hogere vergoeding.

De beslissing werd genomen door rechter R.J.H. de Brouwer en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoekster hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-283067-22
raadkamernummers : 23-021672 en 23-021671
datum : 16 april 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda (Spinveld 12, 4815 HS Breda),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 780,00, € 780,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00, € 340,00, zijnde de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 24 augustus 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoekster op 23 oktober 2022 in verzekering is gesteld en op 25 oktober 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
Op 16 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. E.E. de Feijter gehoord en mr. D.T. Stoof als gemachtigd advocaat van verzoekster.
Verzoekster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat zij op 22 oktober 2022 is aangehouden en op 23 oktober 2023 in verzekering is gesteld wegens verdenking van poging tot moord. Op 25 oktober 2022 is zij heengezonden. Bij beslissing van de officier van justitie is de strafzaak tegen verzoekster op 24 augustus 2023 geseponeerd. Verzoekster stelt dat zij drie dagen ten onrechte in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht en acht het billijk dat aan haar daarvoor een vergoeding wordt toegekend. Gezien de aard van de ernst van het feit waar verzoekster van werd verdacht en omdat zij de eerste dagen na de confrontatie met de dood van haar partner in een politiecel diende te verblijven, acht verzoekster het opportuun de standaardvergoeding te verhogen met factor 1 (verdubbeling). Verzoekster komt het daarom redelijk en billijk voor dat aan haar ter zake een geldelijke tegemoetkoming wordt verstrekt tot een bedrag van € 780,00, een en ander te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. In raadkamer is daar aan toegevoegd dat de insluiting voor de verdenking poging moord traumatisch is geweest voor verzoekster of in de toekomst zal blijken te zijn geweest
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de schriftelijke conclusie van het Openbaar Ministerie. Een bedrag van € 390,00 voor de drie dagen die verzoekster in verzekering in een politiecel heeft doorgebracht kan worden toegewezen. De verzochte verdubbeling van de standaardvergoeding ex artikel 533 Sv is onvoldoende onderbouwd en dient te worden afgewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoekster is geseponeerd, omdat zij ten onrechte als verdachte is aangemerkt. De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan haar een vergoeding toe te kennen voor de dagen die zij onterecht in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau. De door verzoekster geschetste omstandigheden zijn voor de rechtbank geen aanleiding af te wijken van deze gebruikelijke tarieven. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan sprake zijn van afwijking hiervan.
In deze zaak is gesteld noch gebleken dat de inverzekeringstelling van verzoekster onrechtmatig was. Ook is geen sprake geweest van bijzondere verzwarende omstandigheden waaronder de inverzekeringstelling is ondergaan. De aard van de verdenking waarvoor iemand in verzekering wordt gesteld is niet zo’n omstandigheid. Evenmin voldoet de enkele stelling in raadkamer dat de insluiting voor die verdenking traumatisch is geweest voor verzoekster of in de toekomst zal blijken te zijn geweest. Er kan niet worden geoordeeld dat verzoekster meer dan gebruikelijk is getroffen door de inverzekeringstelling, zodat er geen grond is voor het toekennen van een hogere vergoeding.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Verzoekster heeft
3 dagen in verzekering ophet politiebureau en doorgebracht. De rechtbank zal conform de LOVS-uitgangspunten naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 390,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,00, bestaande uit de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.070,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Advocatenkantoor
mr. Stoof te Breda, onder vermelding van “ [kenmerk]”.
Deze beslissing is op 30 april 2024 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).