ECLI:NL:RBZWB:2024:3163

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
23-019524
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten rechtsbijstand na beleidssepot

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand. De verzoeker, geboren in 1965, had een verzoek ingediend op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voor een vergoeding van € 1.014,59, plus bijkomende kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Dit verzoek volgde op een voorwaardelijk sepot door het Openbaar Ministerie op 27 mei 2022, waarbij de proeftijd inmiddels was verstreken. De verzoeker stelde dat hij geen misdrijf had gepleegd en dat de kosten voor rechtsbijstand redelijk waren, aangezien hij de handtekening van zijn dochter niet had vervalst.

De officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, betwistte echter de gronden van billijkheid voor het toekennen van de vergoeding. De rechtbank overwoog dat de verzoeker de kosten aan zichzelf te wijten had, omdat hij de naam van zijn dochter onder een formulier had gezet en dit formulier namens haar had ingediend bij de zorgverzekeraar. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om de verzochte vergoeding toe te kennen, en wees het verzoek af. De beslissing werd genomen door mr. R.J.H. de Brouwer, in aanwezigheid van griffier mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-094956-22
raadkamernummer : 23-019524
datum : 16 april 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[de verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg (Tivolistraat 18, 5017 HP Tilburg),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.014,59, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van voorwaardelijk sepot van 27 mei 2022 met een proeftijd van één jaar;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 16 april 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. E.E. de Feijter, verzoeker en mr. C.J.M. Jansen als advocaat van verzoeker, gehoord.
Namens verzoeker is aangevoerd dat bij beslissing van de officier van justitie 27 mei 2022 de strafzaak tegen hem voorwaardelijk is geseponeerd met een proeftijd van één jaar. Deze proeftijd is inmiddels verstreken. Verzoeker heeft in verband met de strafzaak kosten gemaakt voor de aan hem verleende rechtsbijstand en verzoekt daarvoor een vergoeding van € 1.014,59, een en ander te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
De advocaat heeft in aanvulling op het verzoekschrift in raadkamer aangevoerd dat verzoeker de handtekening van zijn dochter niet heeft vervalst. Hij heeft het formulier bestemd voor de zorgverzekeraar ingevuld en enkel de naam van zijn dochter eronder gezet. gezet. Vervolgens heeft hij het formulier per mail naar de zorgverzekering gestuurd met zijn dochter in de cc. In de optiek van de advocaat is dit geen misdrijf en heeft hij de verdenking niet aan zichzelf te wijten gehad en acht het dan ook redelijk en billijk dat de verzochte vergoeding wordt toegekend.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand. Er is sprake van een beleidssepot. Verzoeker had echter de verdenking van valsheid in geschrift wel aan zichzelf te wijten. Verzoeker erkent ook dat hij de naam van zijn dochter onder een formulier heeft gezet, welk formulier hij vervolgens namens haar heeft ingediend bij een zorgverzekeraar. Verzoeker heeft het daarom ook aan zichzelf te wijten dat hij kosten voor rechtsbijstand kosten heeft moeten maken.
Klager heeft in raadkamer aangevoerd dat in zijn ogen hij niet iets fout heeft gedaan.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het Openbaar Ministerie is op 27 mei 2022 tot een voorwaardelijk (beleids)sepot met een proeftijd van één jaar overgegaan op grond van de omstandigheid dat het feit zich in beperkte kring had afgespeeld en waarbij onvoldoende gemeenschapsbelang aanwezig was om strafvervolging in te zetten. Op 27 mei 2023 is de proeftijd verstreken en is de zaak daarmee geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr. De rechtbank dient te beoordelen of er gelet op het sepot gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding toe te kennen. Gronden van billijkheid voor toekenning van een vergoeding kunnen ontbreken indien verzoeker de gemaakte kosten aan zichzelf te wijten had.
In aanwezigheid van zijn advocaat heeft verzoeker bij de politie verklaard dat hij een “Verzoek om eigen polis (splitsing bestaande polis)” heeft ingevuld met gegevens van zijn dochter en haar naam onder dat formulier heeft gezet. Mede gelet op die verklaring van verzoeker is de rechtbank van oordeel dat de verdenking van valsheid in geschrift redelijke grond had en verzoeker de gemaakte kosten aan zichzelf te wijten heeft. De rechtbank acht om die reden geen gronden van billijkheid aanwezig om de verzochte vergoeding van kosten rechtsbijstand toe te kennen. De rechtbank zal de gevraagde vergoeding dan ook afwijzen.
Nu het verzoek tot toekennen van een vergoeding worden afgewezen, wijst de rechtbank ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen en de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer af.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 30 april 2024 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 april 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).