Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De burgemeester van de gemeente Breda
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 15 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer BRE 24/3948. Eisers, vertegenwoordigd door mr. S.K. Reijke, hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in te stellen tegen de burgemeester van de gemeente Breda en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Dit verzoek volgde op een eerder verzoek van 23 april 2024, waarin eisers handhavend optreden vroegen tegen het organiseren van een braderie zonder de vereiste evenementenvergunning en omgevingsvergunning, gepland van 24 tot en met 26 mei 2024.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat er geen sprake is van 'onverwijlde spoed', omdat het beroep van eisers op 15 mei 2024 kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Hierdoor resteert er geen spoedeisend belang voor het verzoek om voorlopige voorziening, wat leidt tot de afwijzing van dit verzoek. De uitspraak is gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. N. van Asten, die niet in de gelegenheid was om de uitspraak mede te ondertekenen. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.