ECLI:NL:RBZWB:2024:3147
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op handhavingsverzoek inzake evenementenvergunning
Op 15 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Martens, en de burgemeester van de gemeente Breda en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiser had beroep ingesteld omdat hij van mening was dat verweerders niet tijdig hadden beslist op zijn verzoek van 23 april 2024 om handhavend op te treden tegen een braderie die zonder de benodigde evenementenvergunning en omgevingsvergunning zou plaatsvinden van 24 tot en met 26 mei 2024. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat eiser niet had voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep, zoals vastgelegd in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had geen ingebrekestelling overgelegd en de rechtbank oordeelde dat de termijn van zeven dagen die eiser had gevraagd voor een beslissing onredelijk was, gezien de omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de redelijke termijn voor een beslissing op het handhavingsverzoek tot uiterlijk 17 mei 2024 zou moeten zijn. Aangezien eiser niet had aangetoond dat hij de bestuursorganen in gebreke had gesteld, werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.